1 Timotheüs 3:7

En hij moet ook een goede getuigenis hebben van degenen, die buiten zijn, opdat hij niet valle in smaadheid, en in den strik des duivels.

2 Timotheüs 2:26

En zij wederom ontwaken mochten uit den strik des duivels, onder welken zij gevangen waren tot zijn wil.

1 Timotheüs 6:9

Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking, en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang.

2 Corinthiër 8:21

Als die bezorgen, hetgeen eerlijk is, niet alleen voor den Heere, maar ook voor de mensen.

1 Samuël 2:24

Niet, mijn zonen; want dit is geen goed gerucht, dat ik hoor; gij maakt, dat het volk des HEEREN overtreedt.

Markus 4:11

En Hij zeide tot hen: Het is u gegeven te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods; maar dengenen, die buiten zijn, geschieden al deze dingen door gelijkenissen;

Handelingen 6:3

Ziet dan om, broeders, naar zeven mannen uit u, die goede getuigenis hebben, vol des Heiligen Geestes en der wijsheid, welke wij mogen stellen over deze nodige zaak.

Handelingen 10:22

En zij zeiden: Cornelius, een hoofdman over honderd, een rechtvaardig man, en vrezende God, en die goede getuigenis heeft van het ganse volk der Joden, is door Goddelijke openbaring vermaand van een heiligen engel, dat hij u zou ontbieden te zijnen huize, en dat hij van u woorden der zaligheid zou horen.

Handelingen 22:12

En een zekere Ananias, een godvruchtig man naar de wet, goede getuigenis hebbende van al de Joden, die daar woonden,

1 Corinthiërs 5:12

Want wat heb ik ook die buiten zijn te oordelen? Oordeelt gijlieden niet die binnen zijn?

1 Corinthiërs 10:32

Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods.

2 Corinthiër 6:3

Wij geven geen aanstoot in enig ding, opdat de bediening niet gelasterd worde.

Colossenzen 4:5

Wandelt met wijsheid bij degenen, die buiten zijn, den bekwamen tijd uitkopende.

1 Thessalonicenzen 4:12

Opdat gij eerlijk wandelt bij degenen, die buiten zijn, en geen ding van node hebt.

1 Thessalonicenzen 5:22

Onthoudt u van allen schijn des kwaads.

1 Timotheüs 5:14

Ik wil dan, dat de jonge weduwen huwelijken, kinderen telen, het huis regeren, geen oorzaak van lastering aan de wederpartij geven.

1 Timotheüs 5:24-25

Van sommige mensen zijn de zonden te voren openbaar, en gaan voor tot hun veroordeling; en in sommigen ook volgen zij na.

Titus 2:5

Matig te zijn, kuis te zijn, het huis te bewaren, goed te zijn, haar eigen mannen onderdanig te zijn, opdat het Woord Gods niet gelasterd worde.

Titus 2:8

Het woord gezond en onverwerpelijk, opdat degene, die daartegen is, beschaamd worde, en niets kwaads hebbe van ulieden te zeggen.

1 Petrus 4:14-16

Indien gij gesmaad wordt om den Naam van Christus, zo zijt gij zalig; want de Geest der heerlijkheid, en de Geest van God rust op u. Wat hen aangaat, Hij wordt wel gelasterd, maar wat u aangaat, Hij wordt verheerlijkt.

3 Johannes 1:12

Aan Demetrius wordt getuigenis gegeven van allen, en van de waarheid zelve; en wij getuigen ook, en gij weet, dat onze getuigenis waarachtig is.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd