2 Corinthiër 10:18

Want niet die zichzelven prijst, maar dien de Heere prijst, die is beproefd.

Romeinen 2:29

Maar die is een Jood, die het in het verborgen is, en de besnijdenis des harten, in den geest, niet in de letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God.

1 Corinthiërs 4:5

Zo dan oordeelt niets voor den tijd, totdat de Heere zal gekomen zijn, Welke ook in het licht zal brengen, hetgeen in de duisternis verborgen is, en openbaren de raadslagen der harten; en alsdan zal een iegelijk lof hebben van God.

2 Corinthiër 10:12

Want wij durven onszelven niet rekenen of vergelijken met sommigen, die zichzelven prijzen; maar deze verstaan niet, dat zij zichzelven met zichzelven meten, en zichzelven met zichzelven vergelijken.

Spreuken 21:2

Alle weg des mensen is recht in zijn ogen; maar de HEERE weegt de harten.

Spreuken 27:2

Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.

Mattheüs 25:20-23

En die de vijf talenten ontvangen had, kwam, en bracht tot hem andere vijf talenten, zeggende: Heer, vijf talenten hebt gij mij gegeven; zie, andere vijf talenten heb ik boven dezelve gewonnen.

Lukas 16:15

En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die uzelven rechtvaardigt voor de mensen; maar God kent uw harten; want dat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God.

Lukas 18:10-14

Twee mensen gingen op in den tempel om te bidden, de een was een Farizeer, en de ander een tollenaar.

Johannes 5:42-44

Maar Ik ken ulieden, dat gij de liefde Gods in uzelven niet hebt.

Johannes 12:43

Want zij hadden de eer der mensen lief, meer dan de eer van God.

Handelingen 2:22

Gij Israelietische mannen, hoort deze woorden: Jezus den Nazarener, een Man van God, onder ulieden betoond door krachten, en wonderen, en tekenen, die God door Hem gedaan heeft, in het midden van u, gelijk ook gijzelven weet;

Romeinen 14:18

Want die Christus in deze dingen dient, is Gode welbehagelijk, en aangenaam den mensen.

Romeinen 16:10

Groet Apelles, die beproefd is in Christus. Groet hen, die van het huisgezin van Aristobulus zijn.

1 Corinthiërs 11:19

Want er moeten ook ketterijen onder u zijn, opdat degenen, die oprecht zijn, openbaar mogen worden onder u.

2 Corinthiër 3:1

Beginnen wij onszelven wederom u aan te prijzen? Of behoeven wij ook, gelijk sommigen, brieven van voorschrijving aan u, of brieven van voorschrijving van u?

2 Corinthiër 5:12

Want wij prijzen onszelven u niet wederom aan, maar wij geven u oorzaak van roem over ons, opdat gij stof zoudt hebben tegen degenen, die in het aangezicht roemen en niet in het hart.

2 Corinthiër 6:4

Maar wij, als dienaars van God, maken onszelven in alles aangenaam, in vele verdraagzaamheid, in verdrukkingen, in noden, in benauwdheden,

2 Corinthiër 13:7

En ik wens van God, dat gij geen kwaad doet; niet opdat wij beproefd zouden bevonden worden, maar opdat gij het goede zoudt doen, en wij als verwerpelijk zouden zijn.

2 Timotheüs 2:15

Benaarstig u, om uzelven Gode beproefd voor te stellen, een arbeider, die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt.

1 Petrus 1:7

Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof, en eer, en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd