2 Corinthiër 11:30
Indien men moet roemen, zo zal ik roemen de dingen mijner zwakheid.
1 Corinthiërs 2:3
En ik was bij ulieden in zwakheid, en in vreze, en in vele beving.
2 Corinthiër 12:5-11
Van den zodanige zal ik roemen, doch van mijzelven zal ik niet roemen, dan in mijn zwakheden.
Spreuken 25:27
Veel honigs te eten is niet goed; maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer.
Spreuken 27:2
Laat u een vreemde prijzen, en niet uw mond; een onbekende, en niet uw lippen.
Jeremia 9:23-24
Zo zegt de HEERE: Een wijze beroeme zich niet in zijn wijsheid, en de sterke beroeme zich niet in zijn sterkheid; een rijke beroeme zich niet in zijn rijkdom;
2 Corinthiër 11:16-18
Ik zeg wederom, dat niemand mene, dat ik onwijs ben; doch zo niet, neemt mij dan aan als een onwijze, opdat ik ook een weinig moge roemen.
2 Corinthiër 12:1
Te roemen is mij waarlijk niet oorbaar; want ik zal komen tot gezichten en openbaringen des Heeren.
Colossenzen 1:24
Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervulle in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus, voor Zijn lichaam, hetwelk is de Gemeente;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd