2 Corinthiër 8:1
Voorts maken wij u bekend, broeders, de genade van God, die in de Gemeenten van Macedonie gegeven is.
Handelingen 11:23
Dewelke, daar gekomen zijnde, en de genade Gods ziende, werd verblijd, en vermaande hen allen, dat zij met een voornemen des harten bij den Heere zouden blijven.
Handelingen 16:9
En van Paulus werd in den nacht een gezicht gezien: er was een Macedonisch man staande, die hem bad en zeide: Kom over in Macedonie, en help ons.
Romeinen 15:26
Want het heeft dien van Macedonie en Achaje goed gedacht een gemene handreiking te doen aan de armen onder de heiligen, die te Jeruzalem zijn.
1 Corinthiërs 15:10
Doch door de genade Gods ben ik, dat ik ben; en Zijn genade, die aan mij bewezen is, is niet ijdel geweest, maar ik heb overvloediger gearbeid dan zij allen; doch niet ik, maar de genade Gods, Die met mij is.
2 Corinthiër 8:2-7
Dat in vele beproeving der verdrukking de overvloed hunner blijdschap, en hun zeer diepe armoede overvloedig geweest is tot den rijkdom hunner goeddadigheid.
2 Corinthiër 9:2
Want ik weet de volvaardigheid uws gemoeds, van welke ik roem over u bij de Macedoniers, dat Achaje van over een jaar bereid is geweest; en de ijver, van u begonnen, heeft er velen verwekt.
2 Corinthiër 9:4
En dat niet mogelijk, zo de Macedoniers met mij kwamen, en u onbereid vonden, wij (opdat wij niet zeggen: gij) beschaamd worden in deze vasten grond der roeming.
2 Corinthiër 9:12
Want de bediening van dezen dienst vervult niet alleen het gebrek der heiligen, maar is ook overvloedig door vele dankzeggingen tot God;
2 Corinthiër 11:9
Want mijn gebrek hebben de broeders vervuld, die van Macedonie kwamen; en ik heb mijzelven in alles gehouden zonder u te bezwaren, en zal mij nog alzo houden.
Efeziërs 3:8
Mij, den allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de heidenen door het Evangelie te verkondigen den onnaspeurlijken rijkdom van Christus,
Colossenzen 1:29
Waartoe ik ook arbeide, strijdende naar Zijn werking, die in mij werkt met kracht.
1 Thessalonicenzen 1:7-8
Alzo dat gij voorbeelden geworden zijt al den gelovigen in Macedonie en Achaje.
1 Thessalonicenzen 4:10
Want gij doet ook hetzelfde aan al de broederen, die in geheel Macedonie zijn. Maar wij vermanen u, broeders, dat gij meer overvloedig wordt;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd