2 Petrus 1:13

En ik acht het recht te zijn, zolang ik in deze tabernakel ben, dat ik u opwekke door vermaning;

2 Petrus 3:1

Dezen tweeden zendbrief, geliefden, schrijf ik nu aan u, in welke beide ik door vermaning uw oprecht gemoed opwekke;

2 Petrus 1:14

Alzo ik weet, dat de aflegging mijns tabernakels haast zijn zal, gelijkerwijs ook onze Heere Jezus Christus mij heeft geopenbaard.

Haggaï 1:14

Dit is die stad, die opspringt van vreugde, die zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en buiten mij is geen meer; hoe is zij geworden tot woestheid, een rustplaats van het gedierte! Een ieder, die daardoor trekt, zal ze aanfluiten, hij zal zijn hand bewegen.

2 Corinthiër 5:1-4

Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.

2 Corinthiër 5:8

Maar wij hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen.

2 Timotheüs 1:6

Om welke oorzaak ik u indachtig maak, dat gij opwekt de gave Gods, die in u is, door de oplegging mijner handen.

Hebreeën 13:3

Gedenkt der gevangenen, alsof gij mede gevangen waart; en dergenen, die kwalijk gehandeld worden, alsof gij ook zelven in het lichaam kwalijk gehandeld waart.

2 Petrus 1:12

Daarom zal ik niet verzuimen u altijd daarvan te vermanen, hoewel gij het weet, en in de tegenwoordige waarheid versterkt zijt.

Treasury of Scripture Knowledge did not add