2 Samuël 23:27
Abi-ezer, de Anetothiet; Mebunnai, de Husathiet;
Jozua 21:18
Anathoth en haar voorsteden, en Almon en haar voorsteden: vier steden.
1 Kronieken 11:19
En hij zeide: Dat late mijn God verre van mij zijn, van zulks te doen! Zou ik het bloed dezer mannen drinken? Met gevaar huns levens, ja, met gevaar huns levens hebben zij dat gebracht. En hij wilde het niet drinken. Dit deden de drie helden.
1 Kronieken 11:28
Ira, de zoon van Ikkes, de Thekoiet; Abiezer, de Anathothiet;
1 Kronieken 27:12
De negende, in de negende maand, was Abiezer, de Anathothiet; van de Benjaminieten; in zijn verdeling waren er ook vier en twintig duizend.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd