2 Wanneer in het midden van u, in een uwer poorten, die de HEERE, uw God, u geeft, een man of vrouw gevonden zal worden, die doen zal, dat kwaad is in de ogen des HEEREN, uws Gods, overtredende Zijn verbond;
2 “If there is found in your midst, in any of your towns, which the Lord your God is giving you, a man or a woman who does what is evil in the sight of the Lord your God, by transgressing His covenant,
3 Dat hij heengaat, en dient andere goden, en buigt zich voor die, of voor de zon, of voor de maan, of voor het ganse heir des hemels, hetwelk ik niet geboden heb;
3 and has gone and served other gods and worshiped them, or the sun or the moon or any of the heavenly host, which I have not commanded,
4 En het wordt u aangezegd, en gij hoort het; zo zult gij het wel onderzoeken; en ziet, het is de waarheid, de zaak is zeker, zulk een gruwel is in Israel gedaan;
4 and if it is told you and you have heard of it, then you shall inquire thoroughly. Behold, if it is true and the thing certain that this detestable thing has been done in Israel,
5 Zo zult gij dien man of die vrouw, die ditzelve boze stuk gedaan hebben, tot uw poorten uitbrengen, dien man zeg ik, of die vrouw; en gij zult hen met stenen stenigen, dat zij sterven.
5 then you shall bring out that man or that woman who has done this evil deed to your gates, that is, the man or the woman, and you shall stone them to death.
6 Op den mond van twee getuigen, of drie getuigen, zal hij gedood worden, die sterven zal; op den mond van een enigen getuige zal hij niet gedood worden.
6 On the evidence of two witnesses or three witnesses, he who is to die shall be put to death; he shall not be put to death on the evidence of one witness.
7 De hand der getuigen zal eerst tegen hem zijn, om hem te doden, en daarna de hand des gansen volks; zo zult gij het boze uit het midden van u wegdoen.
7 The hand of the witnesses shall be first against him to put him to death, and afterward the hand of all the people. So you shall purge the evil from your midst.
8 Wanneer een zaak aan het gericht voor u te zwaar zal zijn, tussen bloed en bloed, tussen rechtshandel en rechtshandel, tussen plage en plage, zijnde twistzaken in uw poorten, zo zult gij u opmaken, en opgaan naar de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal;
8 “If any case is too difficult for you to decide, between one kind of homicide or another, between one kind of lawsuit or another, and between one kind of assault or another, being cases of dispute in your courts, then you shall arise and go up to the place which the Lord your God chooses.
9 En gij zult komen tot de Levietische priesters, en tot den rechter, die in die dagen zijn zal; en gij zult ondervragen, en zij zullen u de zaak des rechts aanzeggen.
9 So you shall come to the Levitical priest or the judge who is in office in those days, and you shall inquire of them and they will declare to you the verdict in the case.
10 En gij zult doen naar de mond des woords, dat zij u zullen aanzeggen, van diezelve plaats, die de HEERE verkiezen zal, en gij zult waarnemen te doen naar alles, wat zij u zullen leren.
10 You shall do according to the terms of the verdict which they declare to you from that place which the Lord chooses; and you shall be careful to observe according to all that they teach you.
11 Naar de mond der wet, die zij u zullen leren, en naar het oordeel, dat zij u zullen zeggen, zult gij doen; gij zult niet afwijken van het woord, dat zij u zullen aanzeggen, ter rechterhand of ter linkerhand.
11 According to the terms of the law which they teach you, and according to the verdict which they tell you, you shall do; you shall not turn aside from the word which they declare to you, to the right or the left.
12 De man nu, die trotselijk handelen zal, dat hij niet hore naar den priester, dewelke staat, om aldaar den HEERE, uw God, te dienen, of naar den rechter, dezelve man zal sterven; en gij zult het boze uit Israel wegdoen.
12 The man who acts presumptuously by not listening to the priest who stands there to serve the Lord your God, nor to the judge, that man shall die; thus you shall purge the evil from Israel.
14 Wanneer gij zult gekomen zijn in het land, dat u de HEERE, uw God, geeft, en gij dat erfelijk zult bezitten en daarin wonen, en gij zeggen zult: Ik zal een koning over mij stellen, als al de volken, die rondom mij zijn;
14 “When you enter the land which the Lord your God gives you, and you possess it and live in it, and you say, ‘I will set a king over me like all the nations who are around me,’
15 Zo zult gij ganselijk tot koning over u stellen, dien de HEERE, uw God, verkiezen zal; uit het midden uwer broederen zult gij een koning over u stellen; gij zult niet vermogen over u te zetten een vreemden man, die uw broeder niet zij.
15 you shall surely set a king over you whom the Lord your God chooses, one from among your countrymen you shall set as king over yourselves; you may not put a foreigner over yourselves who is not your countryman.
16 Maar hij zal voor zich de paarden niet vermenigvuldigen, en het volk niet doen wederkeren naar Egypte, om paarden te vermenigvuldigen; terwijl de HEERE ulieden gezegd heeft: Gij zult voortaan niet wederkeren door dezen weg.
16 Moreover, he shall not multiply horses for himself, nor shall he cause the people to return to Egypt to multiply horses, since the Lord has said to you, ‘You shall never again return that way.’
18 Voorts zal het geschieden, als hij op den stoel zijns koninkrijks zal zitten, zo zal hij zich een dubbel van deze wet afschrijven in een boek, uit hetgeen voor het aangezicht der Levietische priesteren is;
18 “Now it shall come about when he sits on the throne of his kingdom, he shall write for himself a copy of this law on a scroll in the presence of the Levitical priests.
19 En het zal bij hem zijn, en hij zal daarin lezen al de dagen zijns levens; opdat hij den HEERE, zijn God, lere vrezen, om te bewaren al de woorden dezer wet en deze inzettingen, om die te doen;
19 It shall be with him and he shall read it all the days of his life, that he may learn to fear the Lord his God, by carefully observing all the words of this law and these statutes,
20 Dat zijn hart zich niet verheffe boven zijn broederen, en dat hij niet afwijke van het gebod, ter rechterhand of ter linkerhand; opdat hij de dagen verlenge in zijn koninkrijk, hij en zijn zonen, in het midden van Israel.
20 that his heart may not be lifted up above his countrymen and that he may not turn aside from the commandment, to the right or the left, so that he and his sons may continue long in his kingdom in the midst of Israel.