1 De Levietische priesteren, de ganse stam van Levi, zullen geen deel noch erve hebben met Israel; de vuuroffers des HEEREN en zijn erfdeel zullen zij eten.
1 “The Levitical priests, the whole tribe of Levi, shall have no portion or inheritance with Israel; they shall eat the Lord’s offerings by fire and His portion.
3 Dit nu zal het recht der priesters zijn van het volk, van hen, die een offerande offeren, hetzij een os, of klein vee: dat hij den priester zal geven den schouder, en beide kinnebakken, en de pens.
3 “Now this shall be the priests’ due from the people, from those who offer a sacrifice, either an ox or a sheep, of which they shall give to the priest the shoulder and the two cheeks and the stomach.
6 Voorts wanneer een Leviet zal komen uit een uwer poorten, uit gans Israel, alwaar hij woont, en hij komt naar alle begeerte zijner ziel, tot de plaats, die de HEERE zal hebben verkoren;
6 “Now if a Levite comes from any of your towns throughout Israel where he resides, and comes whenever he desires to the place which the Lord chooses,
10 Onder u zal niet gevonden worden, die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan, die met waarzeggerijen omgaat, een guichelaar, of die op vogelgeschrei acht geeft, of tovenaar.
10 There shall not be found among you anyone who makes his son or his daughter pass through the fire, one who uses divination, one who practices witchcraft, or one who interprets omens, or a sorcerer,
14 Want deze volken, die gij zult erven, horen naar guichelaars en waarzeggers; maar u aangaande, de HEERE, uw God, heeft u zulks niet toegelaten.
14 For those nations, which you shall dispossess, listen to those who practice witchcraft and to diviners, but as for you, the Lord your God has not allowed you to do so.
16 Naar alles, wat gij van den HEERE, uw God, aan Horeb, ten dage der verzameling, geeist hebt, zeggende: Ik zal niet voortvaren te horen de stem des HEEREN, mijns Gods, en ditzelve grote vuur zal ik niet meer zien, dat ik niet sterve.
16 This is according to all that you asked of the Lord your God in Horeb on the day of the assembly, saying, ‘Let me not hear again the voice of the Lord my God, let me not see this great fire anymore, or I will die.’
18 Een Profeet zal Ik hun verwekken uit het midden hunner broederen, als u; en Ik zal Mijn woorden in Zijn mond geven, en Hij zal tot hen spreken alles, wat Ik Hem gebieden zal.
18 I will raise up a prophet from among their countrymen like you, and I will put My words in his mouth, and he shall speak to them all that I command him.
20 Maar de profeet, die hoogmoediglijk zal handelen, sprekende een woord in Mijn Naam, hetwelk Ik hem niet geboden heb te spreken, of die spreken zal in den naam van andere goden, dezelve profeet zal sterven.
20 But the prophet who speaks a word presumptuously in My name which I have not commanded him to speak, or which he speaks in the name of other gods, that prophet shall die.’
22 Wanneer die profeet in den Naam des HEEREN zal hebben gesproken, en dat woord geschiedt niet, en komt niet; dat is het woord, dat de HEERE niet gesproken heeft; door trotsheid heeft die profeet dat gesproken; gij zult voor hem niet vrezen.
22 When a prophet speaks in the name of the Lord, if the thing does not come about or come true, that is the thing which the Lord has not spoken. The prophet has spoken it presumptuously; you shall not be afraid of him.