1 En het zal geschieden, indien gij der stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult gehoorzamen, waarnemende te doen al Zijn geboden, die ik u heden gebiede, zo zal de HEERE, uw God, u hoog zetten boven alle volken der aarde.

1 “Now it shall be, if you diligently obey the Lord your God, being careful to do all His commandments which I command you today, the Lord your God will set you high above all the nations of the earth.

2 En al deze zegeningen zullen over u komen, en u aantreffen, wanneer gij der stem des HEEREN uws Gods, zult gehoorzaam zijn.

2 All these blessings will come upon you and overtake you if you obey the Lord your God:

3 Gezegend zult gij zijn in de stad, en gezegend zult gij zijn in het veld.

3 “Blessed shall you be in the city, and blessed shall you be in the country.

4 Gezegend zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws lands, en de vrucht uwer beesten, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van uw klein vee.

4 “Blessed shall be the offspring of your body and the produce of your ground and the offspring of your beasts, the increase of your herd and the young of your flock.

5 Gezegend zal zijn uw korf, en uw baktrog.

5 “Blessed shall be your basket and your kneading bowl.

6 Gezegend zult gij zijn in uw ingaan, gezegend zult gij zijn in uw uitgaan.

6 “Blessed shall you be when you come in, and blessed shall you be when you go out.

7 De HEERE zal geven uw vijanden, die tegen u opstaan, geslagen voor uw aangezicht; door een weg zullen zij tot u uittrekken, maar door zeven wegen zullen zij voor uw aangezicht vlieden.

7 “The Lord shall cause your enemies who rise up against you to be defeated before you; they will come out against you one way and will flee before you seven ways.

8 De HEERE zal den zegen gebieden, dat Hij met u zij in uw schuren, en in alles, waaraan gij uw hand slaat; en Hij zal u zegenen in het land, dat u de HEERE, uw God, geven zal.

8 The Lord will command the blessing upon you in your barns and in all that you put your hand to, and He will bless you in the land which the Lord your God gives you.

9 De HEERE zal u Zichzelven tot een heilig volk bevestigen, gelijk als Hij u gezworen heeft, wanneer gij de geboden des HEEREN, uws Gods, zult houden, en in Zijn wegen wandelen.

9 The Lord will establish you as a holy people to Himself, as He swore to you, if you keep the commandments of the Lord your God and walk in His ways.

10 En alle volken der aarde zullen zien, dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij zullen voor u vrezen.

10 So all the peoples of the earth will see that you are called by the name of the Lord, and they will be afraid of you.

11 En de HEERE zal u doen overvloeien aan goed, in de vrucht uws buiks, en in de vrucht uwer beesten, en in de vrucht uws lands; op het land, dat de HEERE uw vaderen gezworen heeft u te zullen geven.

11 The Lord will make you abound in prosperity, in the offspring of your body and in the offspring of your beast and in the produce of your ground, in the land which the Lord swore to your fathers to give you.

12 De HEERE zal u opendoen Zijn goeden schat, den hemel, om aan uw land regen te geven te zijner tijd, en om te zegenen al het werk uwer hand; en gij zult aan vele volken lenen, maar gij zult niet ontlenen.

12 The Lord will open for you His good storehouse, the heavens, to give rain to your land in its season and to bless all the work of your hand; and you shall lend to many nations, but you shall not borrow.

13 En de HEERE zal u tot een hoofd maken, en niet tot een staart, en gij zult alleenlijk boven zijn, en niet onder zijn; wanneer gij horen zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede te houden en te doen;

13 The Lord will make you the head and not the tail, and you only will be above, and you will not be underneath, if you listen to the commandments of the Lord your God, which I charge you today, to observe them carefully,

14 En gij niet afwijken zult van al de woorden, die ik ulieden heden gebiede, ter rechterhand of ter linkerhand, dat gij andere goden nawandelt, om hen te dienen.

14 and do not turn aside from any of the words which I command you today, to the right or to the left, to go after other gods to serve them.

15 Daarentegen zal het geschieden, indien gij de stem des HEEREN, uws Gods, niet zult gehoorzaam zijn, om waar te nemen, dat gij doet al Zijn geboden en Zijn inzettingen, die ik u heden gebiede; zo zullen al deze vloeken over u komen, en u treffen.

15 “But it shall come about, if you do not obey the Lord your God, to observe to do all His commandments and His statutes with which I charge you today, that all these curses will come upon you and overtake you:

16 Vervloekt zult gij zijn in de stad, en vervloekt zult gij zijn in het veld.

16 “Cursed shall you be in the city, and cursed shall you be in the country.

17 Vervloekt zal zijn uw korf, en uw baktrog.

17 “Cursed shall be your basket and your kneading bowl.

18 Vervloekt zal zijn de vrucht uws buiks, en de vrucht uws lands, de voortzetting uwer koeien, en de kudden van uw klein vee.

18 “Cursed shall be the offspring of your body and the produce of your ground, the increase of your herd and the young of your flock.

19 Vervloekt zult gij zijn in uw ingaan, en vervloekt zult gij zijn in uw uitgaan.

19 “Cursed shall you be when you come in, and cursed shall you be when you go out.

20 De HEERE zal onder u zenden den vloek, de verstoring en het verderf, in alles, waaraan gij uw hand slaat, dat gij doen zult; totdat gij verdelgd wordt, en totdat gij haastelijk omkomt, vanwege de boosheid uwer werken, waarmede gij Mij verlaten hebt.

20 “The Lord will send upon you curses, confusion, and rebuke, in all you undertake to do, until you are destroyed and until you perish quickly, on account of the evil of your deeds, because you have forsaken Me.

21 De HEERE zal u de pestilentie doen aankleven, totdat Hij u verdoe van het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven.

21 The Lord will make the pestilence cling to you until He has consumed you from the land where you are entering to possess it.

22 De HEERE zal u slaan met tering, en met koorts, en met vurigheid, en met hitte, en met droogte, en met brandkoren, en met honigdauw, die u vervolgen zullen, totdat gij omkomt.

22 The Lord will smite you with consumption and with fever and with inflammation and with fiery heat and with the sword and with blight and with mildew, and they will pursue you until you perish.

23 En uw hemel, die boven uw hoofd is, zal koper zijn, en de aarde, die onder u is, zal ijzer zijn.

23 The heaven which is over your head shall be bronze, and the earth which is under you, iron.

24 De HEERE, uw God, zal pulver en stof tot regen uws lands geven; van den hemel zal het op u nederdalen, totdat gij verdelgd wordt.

24 The Lord will make the rain of your land powder and dust; from heaven it shall come down on you until you are destroyed.

25 De HEERE zal u geslagen geven voor het aangezicht uwer vijanden; door een weg zult gij tot hem uittrekken, en door zeven wegen zult gij voor zijn aangezicht vlieden; en gij zult van alle koninkrijken der aarde beroerd worden.

25 “The Lord shall cause you to be defeated before your enemies; you will go out one way against them, but you will flee seven ways before them, and you will be an example of terror to all the kingdoms of the earth.

26 En uw dood lichaam zal aan alle gevogelte des hemels, en aan de beesten der aarde tot spijze zijn; en niemand zal ze afschrikken.

26 Your carcasses will be food to all birds of the sky and to the beasts of the earth, and there will be no one to frighten them away.

27 De HEERE zal u slaan met zweren van Egypte, en met spenen, en met droge schurft, en met krauwsel, waarvan gij niet zult kunnen genezen worden.

27 “The Lord will smite you with the boils of Egypt and with tumors and with the scab and with the itch, from which you cannot be healed.

28 De HEERE zal u slaan met onzinnigheid, en met blindheid, en met verbaasdheid des harten;

28 The Lord will smite you with madness and with blindness and with bewilderment of heart;

29 Dat gij op den middag zult omtasten, gelijk als een blinde omtast in het donkere, en uw wegen niet zult voorspoedig maken; maar gij zult alleenlijk verdrukt en beroofd zijn alle dagen, en er zal geen verlosser zijn.

29 and you will grope at noon, as the blind man gropes in darkness, and you will not prosper in your ways; but you shall only be oppressed and robbed continually, with none to save you.

30 Gij zult een vrouw ondertrouwen, maar een ander zal haar beslapen; een huis zult gij bouwen, maar daarin niet wonen; een wijngaard zult gij planten, maar dien niet gemeen maken.

30 You shall betroth a wife, but another man will violate her; you shall build a house, but you will not live in it; you shall plant a vineyard, but you will not use its fruit.

31 Uw os zal voor uw ogen geslacht worden, maar gij zult daarvan niet eten; uw ezel zal van voor uw aangezicht geroofd worden, en tot u niet wederkeren; uw klein vee zal aan uw vijanden gegeven worden, en voor u zal geen verlosser zijn.

31 Your ox shall be slaughtered before your eyes, but you will not eat of it; your donkey shall be torn away from you, and will not be restored to you; your sheep shall be given to your enemies, and you will have none to save you.

32 Uw zonen en uw dochteren zullen aan een ander volk gegeven worden, dat het uw ogen aanzien, en naar hen bezwijken den gansen dag; maar het zal in het vermogen uwer hand niet zijn.

32 Your sons and your daughters shall be given to another people, while your eyes look on and yearn for them continually; but there will be nothing you can do.

33 De vrucht van uw land en al uw arbeid zal een volk eten, dat gij niet gekend hebt; en gij zult alle dagen alleenlijk verdrukt en gepletterd zijn.

33 A people whom you do not know shall eat up the produce of your ground and all your labors, and you will never be anything but oppressed and crushed continually.

34 En gij zult onzinnig zijn, vanwege het gezicht uwer ogen, dat gij zien zult.

34 You shall be driven mad by the sight of what you see.

35 De HEERE zal u slaan met boze zweren, aan de knieen en aan de benen, waarvan gij niet zult kunnen genezen worden, van uw voetzool af tot aan uw schedel.

35 The Lord will strike you on the knees and legs with sore boils, from which you cannot be healed, from the sole of your foot to the crown of your head.

36 De HEERE zal u, mitsgaders uw koning, dien gij over u zult gesteld hebben, doen gaan tot een volk, dat gij niet gekend hebt, noch uw vaderen; en aldaar zult gij dienen andere goden, hout en steen.

36 The Lord will bring you and your king, whom you set over you, to a nation which neither you nor your fathers have known, and there you shall serve other gods, wood and stone.

37 En gij zult zijn tot een schrik, tot een spreekwoord en tot een spotrede, onder al de volken, waarheen u de HEERE leiden zal.

37 You shall become a horror, a proverb, and a taunt among all the people where the Lord drives you.

38 Gij zult veel zaads op den akker uitbrengen, maar gij zult weinig inzamelen; want de sprinkhaan zal het verteren.

38 “You shall bring out much seed to the field but you will gather in little, for the locust will consume it.

39 Wijngaarden zult gij planten, en bouwen, maar gij zult geen wijn drinken, noch iets vergaderen; want de worm zal het afeten.

39 You shall plant and cultivate vineyards, but you will neither drink of the wine nor gather the grapes, for the worm will devour them.

40 Olijfbomen zult gij hebben in al uw landpalen, maar gij zult u met olie niet zalven; want uw olijfboom zal zijn vrucht afwerpen.

40 You shall have olive trees throughout your territory but you will not anoint yourself with the oil, for your olives will drop off.

41 Zonen en dochteren zult gij gewinnen, maar zij zullen voor u niet zijn; want zij zullen in gevangenis gaan.

41 You shall have sons and daughters but they will not be yours, for they will go into captivity.

42 Al uw geboomte, en de vrucht uws lands zal het boos gewormte erfelijk bezitten.

42 The cricket shall possess all your trees and the produce of your ground.

43 De vreemdeling, die in het midden van u is, zal hoog, hoog boven u opklimmen; en gij zult laag, laag nederdalen.

43 The alien who is among you shall rise above you higher and higher, but you will go down lower and lower.

44 Hij zal u lenen, maar gij zult hem niet lenen; hij zal tot een hoofd zijn, en gij zult tot een staart zijn.

44 He shall lend to you, but you will not lend to him; he shall be the head, and you will be the tail.

45 En al deze vloeken zullen over u komen, en u vervolgen, en u treffen, totdat gij verdelgd wordt; omdat gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam zult geweest zijn, om te houden Zijn geboden en Zijn inzettingen, die Hij u geboden heeft.

45 “So all these curses shall come on you and pursue you and overtake you until you are destroyed, because you would not obey the Lord your God by keeping His commandments and His statutes which He commanded you.

46 En zij zullen onder u tot een teken, en tot een wonder zijn, ja, onder uw zaad tot in eeuwigheid.

46 They shall become a sign and a wonder on you and your descendants forever.

47 Omdat gij den HEERE, uw God, niet gediend zult hebben met vrolijkheid en goedheid des harten, vanwege de veelheid van alles;

47 “Because you did not serve the Lord your God with joy and a glad heart, for the abundance of all things;

48 Zo zult gij uw vijanden, die de HEERE onder u zenden zal, dienen, in honger en in dorst, en in naaktheid, en in gebrek van alles; en Hij zal een ijzeren juk op uw hals leggen, totdat Hij u verdelge.

48 therefore you shall serve your enemies whom the Lord will send against you, in hunger, in thirst, in nakedness, and in the lack of all things; and He will put an iron yoke on your neck until He has destroyed you.

49 De HEERE zal tegen u een volk verheffen van verre, van het einde der aarde, gelijk als een arend vliegt; een volk, welks spraak gij niet zult verstaan;

49 “The Lord will bring a nation against you from afar, from the end of the earth, as the eagle swoops down, a nation whose language you shall not understand,

50 Een volk, stijf van aangezicht, dat het aangezicht des ouden niet zal aannemen, noch den jonge genadig zijn.

50 a nation of fierce countenance who will have no respect for the old, nor show favor to the young.

51 En het zal de vrucht uwer beesten, en de vrucht uws lands opeten, totdat gij verdelgd zult zijn; hetwelk u geen koren, most noch olie, voortzetting uwer koeien noch kudden van uw klein vee zal overig laten, totdat Hij u verdoe.

51 Moreover, it shall eat the offspring of your herd and the produce of your ground until you are destroyed, who also leaves you no grain, new wine, or oil, nor the increase of your herd or the young of your flock until they have caused you to perish.

52 En het zal u beangstigen in al uw poorten, totdat uw hoge en vaste muren nedervallen, op welke gij vertrouwdet in uw ganse land; ja, het zal u beangstigen in al uw poorten, in uw ganse land, dat u de HEERE, uw God, gegeven heeft.

52 It shall besiege you in all your towns until your high and fortified walls in which you trusted come down throughout your land, and it shall besiege you in all your towns throughout your land which the Lord your God has given you.

53 En gij zult eten de vrucht uws buiks, het vlees uwer zonen en uwer dochteren, die u de HEERE, uw God, gegeven zal hebben; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw vijanden u zullen benauwen

53 Then you shall eat the offspring of your own body, the flesh of your sons and of your daughters whom the Lord your God has given you, during the siege and the distress by which your enemy will oppress you.

54 Aangaande den man, die teder onder u, en die zeer wellustig geweest is, zijn oog zal kwaad zijn tegen zijn broeder en tegen de huisvrouw zijns schoots, en tegen zijn overige zonen, die hij overgehouden zal hebben;

54 The man who is refined and very delicate among you shall be hostile toward his brother and toward the wife he cherishes and toward the rest of his children who remain,

55 Dat hij niet aan een van die zal geven van het vlees zijner zonen, die hij eten zal, omdat hij voor zich niets heeft overgehouden; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw vijand u in al uw poorten zal benauwen.

55 so that he will not give even one of them any of the flesh of his children which he will eat, since he has nothing else left, during the siege and the distress by which your enemy will oppress you in all your towns.

56 Aangaande de tedere en wellustige vrouw onder u, die niet verzocht heeft haar voetzool op de aarde te zetten, omdat zij zich wellustig en teder hield; haar oog zal kwaad zijn tegen den man haars schoots, en tegen haar zoon, en tegen haar dochter;

56 The refined and delicate woman among you, who would not venture to set the sole of her foot on the ground for delicateness and refinement, shall be hostile toward the husband she cherishes and toward her son and daughter,

57 En dat om haar nageboorte, die van tussen haar voeten uitgegaan zal zijn, en om haar zonen, die zij gebaard zal hebben; want zij zal hen eten in het verborgene, vermits gebrek van alles; in de belegering en in de benauwing, waarmede uw vijand u zal benauwen in uw poorten.

57 and toward her afterbirth which issues from between her legs and toward her children whom she bears; for she will eat them secretly for lack of anything else, during the siege and the distress by which your enemy will oppress you in your towns.

58 Indien gij niet zult waarnemen te doen al de woorden dezer wet, die in dit boek geschreven zijn, om te vrezen dezen heerlijken en vreselijken Naam den HEERE uw God;

58 “If you are not careful to observe all the words of this law which are written in this book, to fear this honored and awesome name, the Lord your God,

59 Zo zal de HEERE uw plagen wonderlijk maken, mitsgaders de plagen van uw zaad; het zullen grote en gewisse plagen, en boze en gewisse krankten zijn.

59 then the Lord will bring extraordinary plagues on you and your descendants, even severe and lasting plagues, and miserable and chronic sicknesses.

60 En Hij zal op u doen keren alle kwalen van Egypte, voor dewelke gij gevreesd hebt, en zij zullen u aanhangen.

60 He will bring back on you all the diseases of Egypt of which you were afraid, and they will cling to you.

61 Ook alle krankte, en alle plage, die in het boek dezer wet niet geschreven is, zal de HEERE over u doen komen, totdat gij verdelgd wordt.

61 Also every sickness and every plague which, not written in the book of this law, the Lord will bring on you until you are destroyed.

62 En gij zult met weinige mensen overgelaten worden, in plaats dat gij geweest zijt als de sterren des hemels in menigte; omdat gij der stem des HEEREN, uws Gods, niet gehoorzaam geweest zijt.

62 Then you shall be left few in number, whereas you were as numerous as the stars of heaven, because you did not obey the Lord your God.

63 En het zal geschieden, gelijk als de HEERE Zich over ulieden verblijdde, u goed doende en u vermenigvuldigende, alzo zal Zich de HEERE over u verblijden, u verdoende en u verdelgende; en gij zult uitgerukt worden uit het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven.

63 It shall come about that as the Lord delighted over you to prosper you, and multiply you, so the Lord will delight over you to make you perish and destroy you; and you will be torn from the land where you are entering to possess it.

64 En de HEERE zal u verstrooien onder alle volken, van het ene einde der aarde tot aan het andere einde der aarde; en aldaar zult gij andere goden dienen, die gij niet gekend hebt, noch uw vaders, hout en steen.

64 Moreover, the Lord will scatter you among all peoples, from one end of the earth to the other end of the earth; and there you shall serve other gods, wood and stone, which you or your fathers have not known.

65 Daartoe zult gij onder dezelve volken niet stil zijn, en uw voetzool zal geen rust hebben; want de HEERE zal u aldaar een bevend hart geven, en bezwijking der ogen, en mattigheid der ziel.

65 Among those nations you shall find no rest, and there will be no resting place for the sole of your foot; but there the Lord will give you a trembling heart, failing of eyes, and despair of soul.

66 En uw leven zal tegenover u hangen; en gij zult nacht en dag schrikken, en gij zult van uw leven niet zeker zijn.

66 So your life shall hang in doubt before you; and you will be in dread night and day, and shall have no assurance of your life.

67 Des morgens zult gij zeggen: Och, dat het avond ware; en des avonds zult gij zeggen: Och, dat het morgen ware; vermits den schrik uws harten, waarmede gij zult verschrikt zijn, en vermits het gezicht uwer ogen, dat gij zien zult.

67 In the morning you shall say, ‘Would that it were evening!’ And at evening you shall say, ‘Would that it were morning!’ because of the dread of your heart which you dread, and for the sight of your eyes which you will see.

68 En de HEERE zal u naar Egypte doen wederkeren in schepen, door een weg, waarvan ik u gezegd heb: Gij zult dien niet meer zien; en aldaar zult gij u aan uw vijanden willen verkopen tot dienstknechten en tot dienstmaagden; maar er zal geen koper zijn.

68 The Lord will bring you back to Egypt in ships, by the way about which I spoke to you, ‘You will never see it again!’ And there you will offer yourselves for sale to your enemies as male and female slaves, but there will be no buyer.”

Public domain

New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org