Exodus 17:9

Mozes dan zeide tot Jozua: Kies ons mannen, en trek uit, strijd tegen Amalek; morgen zal ik op de hoogte des heuvels staan, en de staf Gods zal in mijn hand zijn.

Exodus 4:20

Mozes dan nam zijn vrouw, en zijn zonen, en voerde hen op een ezel, en keerde weder in Egypteland; en Mozes nam den staf Gods in zijn hand.

Exodus 24:13

Toen maakte zich Mozes op, met Jozua, zijn dienaar; en Mozes klom op den berg Gods.

Exodus 4:2

En de HEERE zeide tot hem: Wat is er in uw hand? En hij zeide: Een staf.

Exodus 17:13

Alzo dat Jozua Amalek en zijn volk krenkte, door de scherpte des zwaards.

Numberi 11:28

En Jozua, de zoon van Nun, de dienaar van Mozes, een van zijn uitgelezen jongelingen, antwoordde en zeide: Mijn heer Mozes, verbied hun!

Numberi 13:16

Dit zijn de namen der mannen, die Mozes zond, om dat land te verspieden; en Mozes noemde Hosea, den zoon van Nun, Jozua.

Numberi 31:3-4

Mozes dan sprak tot het volk, zeggende: Dat zich mannen uit u ten strijde toerusten, en dat zij tegen de Midianieten zijn, om de wraak des HEEREN te doen aan de Midianieten.

Deuteronomium 32:44

En Mozes kwam, en sprak al de woorden dezes lieds voor de oren des volks, hij en Hosea, de zoon van Nun.

Handelingen 7:45

Welken ook onze vaders ontvangen hebbende, met Jozua gebracht hebben in het land, dat de heidenen bezaten, die God verdreven heeft van het aangezicht onzer vaderen, tot de dagen van David toe;

Hebreeën 4:8

Want indien Jozua hen in de rust gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen dag.

Treasury of Scripture Knowledge did not add