Ezechiël 1:26
En boven het uitspansel, hetwelk was boven hun hoofden, was de gelijkenis eens troons, als de gedaante van een saffiersteen; en op de gelijkenis als de gedaante eens mensen, daarboven op zijnde.
Ezechiël 10:1
Daarna zag ik, en ziet, boven het uitspansel, hetwelk was over het hoofd der cherubs, was als een saffiersteen, als de gedaante van de gelijkenis eens troons; en Hij verscheen op dezelve.
Exodus 24:10
En zij zagen den God van Israel, en onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen, en als de gestaltenis des hemels in Zijn klaarheid.
Openbaring 1:13
En in het midden van de zeven kandelaren Een, den Zoon des mensen gelijk zijnde, bekleed met een lang kleed tot de voeten, en omgord aan de borsten met een gouden gordel;
Jesaja 6:1
In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel.
Jesaja 54:11
Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste! zie, Ik zal uw stenen gans sierlijk leggen, en Ik zal u op saffieren grondvesten.
Ezechiël 1:22
En over de hoofden der dieren was de gelijkenis eens uitspansels, gelijk de verf van het vreselijke kristal, van boven af over hun hoofden uitgespreid.
Genesis 32:24-30
Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met hem, totdat de dageraad opging.
Jozua 5:13-2
Voorts geschiedde het, als Jozua bij Jericho was, dat hij zijn ogen ophief, en zag toe, en ziet, er stond een Man tegenover hem, Die een uitgetogen zwaard in Zijn hand had. En Jozua ging tot Hem, en zeide tot Hem: Zijt Gij van ons, of van onze vijanden?
Psalmen 45:6
Uw troon, o God! is eeuwiglijk en altoos; de scepter Uws Koninkrijks is een scepter der rechtmatigheid.
Jesaja 9:6-7
Der grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des HEEREN der heirscharen zal zulks doen.
Jeremia 23:5-6
Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik aan David een rechtvaardige Spruit zal verwekken; Die zal Koning zijnde regeren, en voorspoedig zijn, en recht en gerechtigheid doen op de aarde.
Daniël 7:9-10
Dit zag ik, totdat er tronen gezet werden, en de Oude van dagen Zich zette, Wiens kleed wit was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds als zuivere wol; Zijn troon was vuurvonken, deszelfs raderen een brandend vuur.
Daniël 7:14
En Hem werd gegeven heerschappij, en eer, en het Koninkrijk, dat Hem alle volken, natien en tongen eren zouden; Zijn heerschappij is een eeuwige heerschappij, die niet vergaan zal, en Zijn Koninkrijk zal niet verdorven worden.
Daniël 10:18
Toen raakte mij wederom aan Een, als in de gedaante van een mens; en Hij versterkte mij.
Zacharia 6:13
Ja, Hij zal den tempel des HEEREN bouwen, en Hij zal het sieraad dragen, en Hij zal zitten, en heersen op Zijn troon; en Hij zal priester zijn op Zijn troon; en de raad des vredes zal tussen die Beiden wezen.
Mattheüs 25:13
Zo waakt dan; want gij weet den dag niet, noch de ure, in welke de Zoon des mensen komen zal.
Mattheüs 28:18
En Jezus, bij hen komende, sprak tot hen, zeggende: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde.
Efeziërs 1:21-22
Verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende;
Filippenzen 2:9-10
Daarom heeft Hem ook God uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven allen naam is;
Hebreeën 1:8
Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter.
Hebreeën 8:1
De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter hand van den troon der Majesteit in de hemelen:
Hebreeën 12:2
Ziende op den oversten Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen, en schande veracht, en is gezeten aan de rechter hand des troons van God.
1 Petrus 3:22
Welke is aan de rechter hand Gods, opgevaren ten hemel, de engelen, en machten, en krachten Hem onderdanig gemaakt zijnde.
Openbaring 3:21
Die overwint, Ik zal hem geven met Mij te zitten in Mijn troon, gelijk als Ik overwonnen heb, en ben gezeten met Mijn Vader in Zijn troon.
Openbaring 4:2-3
En terstond werd ik in den geest; en ziet, er was een troon gezet in den hemel, en er zat Een op den troon.
Openbaring 5:13
En alle schepsel, dat in den hemel is, en op de aarde, en onder de aarde, en die in de zee zijn, en alles, wat in dezelve is, hoorde ik zeggen: Hem, Die op den troon zit, en het Lam, zij de dankzegging, en de eer, en de heerlijkheid, en de kracht in alle eeuwigheid.
Openbaring 14:14
En ik zag, en ziet, een witte wolk, en op de wolk was Een gezeten, des mensen Zoon gelijk, hebbende op Zijn hoofd een gouden kroon; en in Zijn hand een scherpe sikkel.
Openbaring 20:11
En ik zag een groten witten troon, en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de hemel wegvloden, en geen plaats is voor die gevonden.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd