2 Zo kwamen zij aan tot Zerubbabel, en tot de hoofden der vaderen, en zeiden tot hen: Laat ons met ulieden bouwen, want wij zullen uw God zoeken, gelijk gijlieden ook hebben wij Hem geofferd sinds de dagen van Esar-Haddon, den koning van Assur, die ons herwaarts heeft doen optrekken.
2 they approached Zerubbabel and the heads of fathers’ households, and said to them, “Let us build with you, for we, like you, seek your God; and we have been sacrificing to Him since the days of Esarhaddon king of Assyria, who brought us up here.”
3 Maar Zerubbabel, en Jesua, en de overige hoofden der vaderen van Israel zeiden tot hen: Het betaamt niet, dat gijlieden en wij onzen God een huis bouwen; maar wij alleen zullen het den HEERE, den God Israels, bouwen, gelijk als de koning Kores, koning van Perzie, ons geboden heeft.
3 But Zerubbabel and Jeshua and the rest of the heads of fathers’ households of Israel said to them, “You have nothing in common with us in building a house to our God; but we ourselves will together build to the Lord God of Israel, as King Cyrus, the king of Persia has commanded us.”
5 En zij huurden tegen hen raadslieden, om hun raad te vernietigen, al de dagen van Kores, koning van Perzie, tot aan het koninkrijk van Darius, den koning van Perzie.
5 and hired counselors against them to frustrate their counsel all the days of Cyrus king of Persia, even until the reign of Darius king of Persia.
7 En in de dagen van Arthahsasta schreef Bislam, Mithredath, Tabeel, en de overigen van zijn gezelschap, aan Arthahsasta, koning van Perzie; en de schrift des briefs was in het Syrisch geschreven, en in het Syrisch uitgelegd.
7 And in the days of Artaxerxes, Bishlam, Mithredath, Tabeel and the rest of his colleagues wrote to Artaxerxes king of Persia; and the text of the letter was written in Aramaic and translated from Aramaic.
9 Toen Rehum, de kanselier, en Simsai, de schrijver, en de overigen van hun gezelschap, de Dinaieten, de Afarsathchieten, de Tarpelieten, de Afarsieten, de Archevieten, de Babyloniers, de Susanchieten, de Dehavieten, de Elamieten,
9 then wrote Rehum the commander and Shimshai the scribe and the rest of their colleagues, the judges and the lesser governors, the officials, the secretaries, the men of Erech, the Babylonians, the men of Susa, that is, the Elamites,
10 En de overige volkeren, die de grote en vermaarde Asnappar heeft vervoerd, en doen wonen in de stad van Samaria, ook de overigen, aan deze zijde der rivier, en op zulken tijd.
10 and the rest of the nations which the great and honorable Osnappar deported and settled in the city of Samaria, and in the rest of the region beyond the River. Now
12 Den koning zij bekend, dat de Joden, die van u zijn opgetogen, tot ons gekomen zijn te Jeruzalem, bouwende die rebelle en die boze stad, waarvan zij de muren voltrekken, en de fondamenten samenvoegen.
12 let it be known to the king that the Jews who came up from you have come to us at Jerusalem; they are rebuilding the rebellious and evil city and are finishing the walls and repairing the foundations.
13 Zo zij nu den koning bekend, indien dezelve stad zal worden opgebouwd, en de muren voltrokken, dat zij den cijns, ouden impost, en tol niet zullen geven, en gij zult aan de inkomsten der koningen schade aanbrengen.
13 Now let it be known to the king, that if that city is rebuilt and the walls are finished, they will not pay tribute, custom or toll, and it will damage the revenue of the kings.
14 Nu, omdat wij salaris uit het paleis trekken, en het ons niet betaamt des konings oneer te zien, daarom hebben wij gezonden, en dit den koning bekend gemaakt;
14 Now because we are in the service of the palace, and it is not fitting for us to see the king’s dishonor, therefore we have sent and informed the king,
15 Opdat men zoeke in het boek der kronieken uwer vaderen, zo zult gij vinden in het boek der kronieken, en weten, dat dezelve stad een rebelle stad geweest is, en den koningen en landschappen schade aanbrengende, en dat zij daarbinnen afval gesticht hebben, van oude tijden af; daarom is dezelve stad verwoest.
15 so that a search may be made in the record books of your fathers. And you will discover in the record books and learn that that city is a rebellious city and damaging to kings and provinces, and that they have incited revolt within it in past days; therefore that city was laid waste.
16 Wij maken dan de koning bekend, dat, zo dezelve stad zal worden opgebouwd, en haar muren voltrokken, gij daardoor geen deel zult hebben aan deze zijde der rivier.
16 We inform the king that if that city is rebuilt and the walls finished, as a result you will have no possession in the province beyond the River.”
17 De koning zond antwoord aan Rehum, den kanselier, en Simsai, den schrijver, en de overigen van hun gezelschappen, die te Samaria woonden; mitsgaders aan de overigen van deze zijde der rivier aldus: Vrede, en op zulken tijd.
17 Then the king sent an answer to Rehum the commander, to Shimshai the scribe, and to the rest of their colleagues who live in Samaria and in the rest of the provinces beyond the River: “Peace. And now
19 En als van mij bevel gegeven was, hebben zij gezocht en gevonden, dat dezelve stad zich van oude tijden af tegen de koningen heeft verheven, en rebellie en afval daarin gesticht is.
19 A decree has been issued by me, and a search has been made and it has been discovered that that city has risen up against the kings in past days, that rebellion and revolt have been perpetrated in it,
20 Ook zijn er machtige koningen geweest over Jeruzalem, die geheerst hebben overal aan gene zijde der rivier; en hun is cijns, oude impost en tol gegeven.
20 that mighty kings have ruled over Jerusalem, governing all the provinces beyond the River, and that tribute, custom and toll were paid to them.
23 Toen, van dat het afschrift des briefs van den koning Arthahsasta voor Rehum, en Simsai, den schrijver, en hun gezelschappen gelezen was, togen zij in haast naar Jeruzalem tot de Joden, en beletten hen met arm en geweld.
23 Then as soon as the copy of King Artaxerxes’ document was read before Rehum and Shimshai the scribe and their colleagues, they went in haste to Jerusalem to the Jews and stopped them by force of arms.