Ezra 7:10
Want Ezra had zijn hart gericht, om de wet des HEEREN te zoeken en te doen, en om in Israel te leren de inzettingen en de rechten.
Deuteronomium 33:10
Zij zullen Jakob Uw rechten leren, en Israel Uw wet; zij zullen reukwerk voor Uw neus leggen, en dat gans verteerd zal worden, op Uw altaar.
Ezra 7:25
En gij, Ezra, naar de wijsheid uws Gods, die in uw hand is, stel regeerders en richters, die al het volk richten, dat aan gene zijde der rivier is, allen, die de wetten Gods weten, en die ze niet weet, zult gijlieden die bekend maken.
Maleachi 2:7
Want de lippen der priesters zullen de wetenschap bewaren, en men zal uit zijn mond de wet zoeken; want hij is een engel des HEEREN der heirscharen.
Deuteronomium 16:12
En gij zult gedenken, dat gij een dienstknecht geweest zijt in Egypte; en gij zult deze inzettingen houden en doen.
1 Samuël 7:3
Toen sprak Samuel tot het ganse huis van Israel, zeggende: Indien gijlieden u met uw ganse hart tot den HEERE bekeert, zo doet de vreemde goden uit het midden van u weg, ook de Astharoths; en richt uw hart tot den HEERE, en dient Hem alleen, zo zal Hij u uit de hand der Filistijnen rukken.
1 Kronieken 29:18
O HEERE, Gij, God onzer vaderen, Abraham, Izak en Israel, bewaar dit in der eeuwigheid in den zin der gedachten van het hart Uws volks, en richt hun hart tot U.
2 Kronieken 12:14
En hij deed dat kwaad was, dewijl hij zijn hart niet richtte, om den HEERE te zoeken.
2 Kronieken 17:8-9
En met hen de Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asael, en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia de Levieten, en met hen de priesters Elisama en Joram.
2 Kronieken 19:3
Evenwel goede dingen zijn bij u gevonden; want gij hebt de bossen uit het land weggedaan, en uw hart gericht om God te zoeken.
2 Kronieken 30:22
En Jehizkia sprak naar het hart van alle Levieten, die verstand hadden in de goede kennis des HEEREN; en zij aten de offeranden des gezetten hoogtijds zeven dagen, offerende dankofferen, en lovende den HEERE, den God hunner vaderen.
Ezra 7:6
Deze Ezra toog op uit Babel; en hij was een vaardig schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israels, gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de hand des HEEREN, zijns Gods, over hem, al zijn verzoek.
Nehemia 8:1-9
Als nu de zevende maand aankwam, en de kinderen Israels in hun steden waren,
Job 11:13
Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit.
Psalmen 1:2
Maar zijn lust is in des HEEREN wet, en hij overdenkt Zijn wet dag en nacht.
Psalmen 10:17
HEERE! Gij hebt den wens der zachtmoedigen gehoord; Gij zult hun hart sterken, Uw oor zal opmerken;
Psalmen 19:7
De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende.
Psalmen 57:7
Mijn hart is bereid, o God! mijn hart is bereid; ik zal zingen, en psalmzingen.
Psalmen 119:45
En ik zal wandelen in de ruimte, omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
Psalmen 119:96-100
In alle volmaaktheid heb ik een einde gezien; maar Uw gebod is zeer wijd.
Mattheüs 5:19
Zo wie dan een van deze minste geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen.
Mattheüs 7:24
Een iegelijk dan, die deze Mijn woorden hoort en dezelve doet, dien zal Ik vergelijken bij een voorzichtig man, die zijn huis op een steenrots gebouwd heeft;
Johannes 13:17
Indien gij deze dingen weet, zalig zijt gij, zo gij dezelve doet.
Handelingen 1:1
Het eerste boek heb ik gemaakt, o Theofilus, van al hetgeen Jezus begonnen heeft beide te doen en te leren;
1 Timotheüs 3:2
Een opziener dan moet onberispelijk zijn, ener vrouwe man, wakker, matig, eerbaar, gaarne herbergende, bekwaam om te leren;
2 Timotheüs 4:2
Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer.
Titus 2:1
Doch gij, spreek hetgeen der gezonde leer betaamt.
Titus 2:15
Spreek dit, en vermaan, en bestraf met allen ernst. Dat niemand u verachte.
Openbaring 22:14
Zalig zijn zij, die Zijn geboden doen, opdat hun macht zij aan den boom des levens, en zij door de poorten mogen ingaan in de stad.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd