Genesis 14:5
Zo kwam Kedor-Laomer in het veertiende jaar, en de koningen, die met hem waren, en sloegen de Refaiten in Asteroth-Karnaim, en de Zuzieten in Ham, en de Emieten in Schave-Kiriathaim;
Genesis 15:20
En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,
Deuteronomium 1:4
Nadat hij geslagen had Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, en Og, den koning van Bazan, welke woonde in Astharoth, te Edrei.
Deuteronomium 2:10-11
De Emieten woonden te voren daarin, een groot, en menigvuldig, en lang volk, gelijk de Enakieten.
Deuteronomium 3:11
Want Og, de koning van Bazan, was alleen van de overigen der reuzen overgebleven; ziet, zijn bedstede, zijnde een bedstede van ijzer, is zij niet te Rabba der kinderen Ammons? Negen ellen is haar lengte, en vier ellen haar breedte, naar eens mans elleboog.
Deuteronomium 2:20-23
Dit werd ook voor een land der reuzen gehouden; de reuzen woonden te voren daarin, en de Ammonieten noemden hen Zamzummieten;
Deuteronomium 3:20
Totdat de HEERE uw broederen rust geve, gelijk ulieden, dat zij ook erven het land, dat de HEERE, uw God, hun geven zal aan gene zijde van de Jordaan; dan zult gij wederkeren, elk tot zijn erfenis, die ik u gegeven heb.
Deuteronomium 3:22
Vreest ze niet; want de HEERE, uw God, strijdt voor ulieden.
Jozua 12:4
Daartoe de landpale van Og, den koning van Bazan, die van het overblijfsel der reuzen was, wonende te Astharoth en te Edrei.
Jozua 13:12
Het ganse koninkrijk van Og, in Bazan, die geregeerd heeft te Astharoth, en te Edrei; deze is overig gebleven uit het overblijfsel der reuzen, dewelke Mozes heeft verslagen, en heeft ze verdreven.
Jozua 13:19
En Kirjathaim, en Sibma, en Zeret-Hassahar op den berg des dals,
Jozua 13:31
En het halve Gilead, en Astharoth, en Edrei, steden des koninkrijks van Og in Bazan, waren van de kinderen van Machir, den zoon van Manasse, namelijk de helft der kinderen van Machir, naar hun huisgezinnen.
2 Samuël 5:18
En de Filistijnen kwamen en verspreidden zich in het dal Refaim.
2 Samuël 5:22
Daarna togen de Filistijnen weder op; en zij verspreidden zich in het dal Refaim.
2 Samuël 23:13
Ook gingen af drie van de dertig hoofden, en kwamen in den oogst tot David, in de spelonk van Adullam; en de hoop der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Rafaim.
1 Kronieken 4:40
En zij vonden vette en goede weide, en een land, wijd van begrip, en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar tevoren.
1 Kronieken 11:15
En drie uit de dertig hoofden togen af naar den rotssteen tot David in de spelonk van Adullam; en het leger der Filistijnen had zich gelegerd in het dal Refaim.
1 Kronieken 14:9
Toen de Filistijnen kwamen, zo spreidden zij zich uit in de laagte van Refaim.
Psalmen 78:51
En Hij sloeg al het eerstgeborene in Egypte, het beginsel der krachten in de tenten van Cham.
Psalmen 105:23
Daarna kwam Israel in Egypte, en Jakob verkeerde als vreemdeling in het land van Cham.
Psalmen 105:27
Zij deden onder hen de bevelen Zijner tekenen, en de wonderwerken in het land van Cham.
Psalmen 106:22
Wonderdaden in het land van Cham; vreselijke dingen aan de Schelfzee.
Jesaja 17:5
Want hij zal zijn, gelijk wanneer een maaier het staande koren verzamelt, en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk wanneer iemand aren leest in het dal Refraim.
Jeremia 48:1
Tegen Moab zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels, alzo: Wee over Nebo, want zij is verstoord; Kirjathaim is beschaamd, zij is ingenomen; de stad des hogen vertreks is beschaamd en verschrikt.
Jeremia 48:23
En over Kirjathaim, en over Beth-Gamul, en over Beth-Meon,
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd