Genesis 21:27
En Abraham nam schapen en runderen, en gaf die aan Abimelech; en die beiden maakten een verbond.
Genesis 14:22-23
Doch Abram zeide tot den koning van Sodom: Ik heb mijn hand opgeheven tot den HEERE, den allerhoogste God, Die hemel en aarde bezit;
Genesis 26:28-31
En zij zeiden: Wij hebben merkelijk gezien, dat de HEERE met u is; daarom hebben wij gezegd: Laat toch een eed tussen ons zijn, tussen ons en tussen u, en laat ons een verbond met u maken:
Genesis 31:44
Nu dan, kom, laat ons een verbond maken, ik en gij, dat het tot een getuigenis zij tussen mij en tussen u!
1 Samuël 18:3
Jonathan nu en David maakten een verbond, dewijl hij hem liefhad als zijn ziel.
Spreuken 17:8
Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen.
Spreuken 18:16
De gift des mensen maakt hem ruimte, en zij geleidt hem voor het aangezicht der groten.
Spreuken 18:24
Een man, die vrienden heeft, heeft zich vriendelijk te houden; want er is een liefhebber, die meer aankleeft dan een broeder.
Spreuken 21:14
Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid.
Jesaja 32:8
Maar een milddadige beraadslaagt milddadigheden, en staat op milddadigheden.
Ezechiël 17:13
Daartoe heeft hij van het koninklijk zaad genomen, en daarmede een verbond gemaakt, en heeft hem tot een eed gebracht, en de machtigen des lands heeft hij weggenomen;
Romeinen 1:31
Onverstandigen, verbondbrekers, zonder natuurlijke liefde, onverzoenlijken, onbarmhartigen;
Galaten 3:15
Broeders, ik spreek naar den mens: zelfs eens mensen verbond, dat bevestigd is, doet niemand te niet, of niemand doet daartoe.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd