Spreuken 17:8
Het geschenk is in de ogen zijner heren een aangenaam gesteente; waarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen.
Exodus 23:8
Ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de zienden, en het verkeert de zaak der rechtvaardigen.
Spreuken 17:23
De goddeloze zal het geschenk uit den schoot nemen, om de paden des rechts te buigen.
Genesis 33:9-11
Maar Ezau zeide: Ik heb veel, mijn broeder! het zij het uwe, wat gij hebt!
Genesis 43:11
Toen zeide Israel, hun vader, tot hen: Is het nu alzo, zo doet dit; neemt van het loffelijkste dezes lands in uwe vaten, en brengt dien man een geschenk henen af: een weinig balsem, en een weinig honig, specerijen en mirre, terpentijnnoten en amandelen.
Deuteronomium 16:19
Gij zult het gericht niet buigen; gij zult het aangezicht niet kennen; ook zult gij geen geschenk nemen; want het geschenk verblindt de ogen der wijzen, en verkeert de woorden der rechtvaardigen.
1 Samuël 25:35
Toen nam David uit haar hand, wat zij hem gebracht had; en hij zeide tot haar: Trek met vrede op naar uw huis; zie, ik heb naar uw stem gehoord, en heb uw aangezicht aangenomen.
2 Samuël 16:1-4
Als nu David een weinig van de hoogte was voortgegaan, ziet, toen ontmoette hem Ziba, Mefiboseths jongen, met een paar gezadelde ezelen, en daarop tweehonderd broden, met honderd stukken rozijnen, en honderd stukken zomervruchten, en een lederen zak wijns.
Psalmen 18:16
Hij zond van de hoogte, Hij nam mij, Hij trok mij op uit grote wateren.
Psalmen 19:6
Haar uitgang is van het einde des hemels, en haar omloop tot aan de einden deszelven; en niets is verborgen voor haar hitte.
Psalmen 21:13
[ (Psalms 21:14) Verhoog U, HEERE! in Uw sterkte; zo zullen wij zingen, en Uw macht met psalmen loven. ]
Psalmen 29:4
De stem des HEEREN is met kracht, de stem des HEEREN is met heerlijkheid.
Spreuken 21:14
Een gift in het verborgene houdt den toorn onder, en een geschenk in den schoot de sterke grimmigheid.
Jesaja 1:23
Uw vorsten zijn afvalligen, en metgezellen der dieven, een ieder van hen heeft de geschenken lief, en zij jagen de vergeldingen na; den wezen doen zij geen recht, en de twistzaak der weduwen komt voor hen niet.
Amos 5:12
Want Ik weet, dat uw overtredingen menigvuldig, en uw zonden machtig vele zijn; zij benauwen den rechtvaardige, nemen zoengeld, en verstoten de nooddruftigen in de poort.
Micha 7:3
Om met beide handen wel dapper kwaad te doen, zo eist de vorst, en de rechter oordeelt om vergelding; en de grote spreekt de verderving zijner ziel, en zij draaien ze dicht ineen.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd