Genesis 24:8
Maar indien de vrouw u niet volgen wil, zo zult gij rein zijn van dezen mijn eed; alleenlijk breng mijn zoon daar niet weder heen.
Jozua 2:17-20
Ook zeiden die mannen tot haar: Wij zullen onschuldig zijn van dezen uw eed, dien gij ons hebt doen zweren;
Genesis 24:4-6
Maar dat gij naar mijn land, en naar mijn maagschap trekken, en voor mijn zoon Izak een vrouw nemen zult.
Numberi 30:5
Maar indien haar vader dat zal breken, den dage als hij het hoort, al haar geloften, en haar verbintenissen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zullen niet bestaan; maar de HEERE zal het haar vergeven; want haar vader heeft ze haar doen breken.
Numberi 30:8
Maar indien haar man ten dage, als hij het hoorde, dat zal breken, en haar gelofte, die op haar was, zal te niet maken, mitsgaders de uitspraak harer lippen, waarmede zij haar ziel verbonden heeft, zo zal het de HEERE haar vergeven.
Jozua 9:20
Dit zullen wij hun doen, dat wij hen bij het leven behouden, opdat geen grote toorn over ons zij, om des eeds wil, dien wij hun gezworen hebben.
Johannes 8:32
En zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken.
Handelingen 7:2
En hij zeide: Gij mannen broeders en vaders, hoort toe: de God der heerlijkheid verscheen onzen vader Abraham, nog zijnde in Mesopotamie, eer hij woonde in Charran;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd