Genesis 26:30
Toen maakte hij hun een maaltijd, en zij aten en dronken.
Genesis 19:3
En hij hield bij hen zeer aan, zodat zij tot hem inkeerden, en kwamen in zijn huis; en hij maakte hun een maaltijd, en bakte ongezuurde koeken, en zij aten.
Genesis 21:8
En het kind werd groot, en werd gespeend; toen maakte Abraham een groten maaltijd op den dag, als Izak gespeend werd.
Genesis 31:54
Toen slachtte Jakob een slachting op dat gebergte, en hij nodigde zijn broederen, om brood te eten; en zij aten brood, en vernachtten op dat gebergte.
Romeinen 12:18
Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen.
Hebreeën 12:14
Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal;
1 Petrus 4:9
Zijt herbergzaam jegens elkander, zonder murmureren.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd