Genesis 30:8
Toen zeide Rachel: Ik heb worstelingen Gods met mijn zuster geworsteld; ook heb ik de overhand gehad; en zij noemde zijn naam Nafthali.
Genesis 49:21
Nafthali is een losgelaten hinde; hij geeft schone woorden.
Mattheüs 4:13
En Nazareth verlaten hebbende, is komen wonen te Kapernaum, gelegen aan de zee, in de landpale van Zebulon en Nafthali;
Genesis 23:6
Hoor ons, mijn heer! gij zijt een vorst Gods in het midden van ons; begraaf uw dode in de keure onzer graven; niemand van ons zal zijn graf voor u weren, dat gij uw dode niet zoudt begraven.
Genesis 32:24-25
Doch Jakob bleef alleen over; en een man worstelde met hem, totdat de dageraad opging.
Genesis 35:25
En de zonen van Bilha, Rachels dienstmaagd: Dan en Nafthali.
Genesis 46:24
En de zonen van Nafthali: Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem.
Exodus 9:28
Bidt vuriglijk tot den HEERE (want het is genoeg), dat geen donder Gods noch hagel meer zij; dan zal ik ulieden trekken laten, en gij zult niet langer blijven.
Deuteronomium 33:23
En van Nafthali zeide hij: O Nafthali! wees verzadigd van de goedgunstigheid, en vol van den zegen des HEEREN; bezit erfelijk het westen en het zuiden.
1 Samuël 14:15
En er was een beving in het leger, op het veld en onder het ganse volk; de bezetting en de verdervers beefden ook zelven; ja, het land werd beroerd, want het was een beving Gods.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd