Genesis 38:12

Als nu vele dagen verlopen waren, stierf de dochter van Sua, de huisvrouw van Juda; daarna troostte zich Juda, en ging op tot zijn schaapscheerders naar Timna toe, hij en Hira, zijn vriend, de Adullamiet.

Jozua 15:10

Daarna zal deze landpale zich omkeren Baala tegen het westen, naar het gebergte Seir, en zal doorgaan aan de zijde van den berg Jearim van het noorden; deze is Chesalon; en zij zal afkomen naar Beth-Semes, en door Timna gaan.

Genesis 24:67

En Izak bracht haar in de tent van zijn moeder Sara; en hij nam Rebekka, en zij werd hem ter vrouw, en hij had haar lief. Alzo werd Izak getroost na zijner moeders dood.

Richteren 14:1

En Simson ging af naar Thimnath, en gezien hebbende een vrouw te Thimnath, van de dochteren der Filistijnen,

2 Samuël 13:39

Toen verlangde de ziel van den koning David zeer om naar Absalom uit te trekken; want hij had zich getroost over Amnon, dat hij dood was.

Genesis 31:19

Laban nu was gegaan, om zijn schapen te scheren; zo stal Rachel de terafim, die haar vader had.

Genesis 38:1

En het geschiedde ten zelven tijde, dat Juda van zijn broederen aftoog, en hij keerde in tot een man van Adullam, wiens naam was Hira.

Jozua 15:35

Jarmuth, en Adullam, Socho en Azeka,

Jozua 15:37

Zenan, en Hadasa, en Migdal-gad,

Jozua 15:57

Kain, Gibea, en Timna; tien steden en haar dorpen.

Jozua 19:43

En Elon, en Timnatha, en Ekron,

1 Samuël 25:4-8

Als David hoorde in de woestijn, dat Nabal zijn schapen schoor,

1 Samuël 25:36

Toen nu Abigail tot Nabal kwam, ziet, zo had hij een maaltijd in zijn huis, als eens konings maaltijd; en het hart van Nabal was vrolijk op denzelven, en hij was zeer dronken; daarom gaf zij hem niet een woord, klein noch groot, te kennen, tot aan het morgenlicht.

2 Samuël 13:23-29

En het geschiedde, na twee volle jaren, dat Absalom, schaaps scheerders had te Baal-Hazor, dat bij Efraim is; zo nodigde Absalom al des konings zonen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain