Genesis 38:30

En daarna kwam zijn broeder uit, om wiens hand de scharlaken draad was; en men noemde zijn naam Zera.

1 Kronieken 2:4

Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf.

1 Kronieken 9:6

En van de kinderen van Zerah was Jeuel, en van hun broederen waren zeshonderd en negentig.

Mattheüs 1:3

En Juda gewon Fares en Zara bij Thamar; en Fares gewon Esrom, en Esrom gewon Aram;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain