Genesis 46:32
En die mannen zijn schaapherders; want het zijn mannen, die met vee omgaan; en zij hebben hun schapen, en hun runderen, en al wat zij hebben, medegebracht.
Genesis 47:3
Toen zeide Farao tot zijn broederen: Wat is uw hantering? En zij zeiden tot Farao: Uw knechten zijn schaapherders, zo wij als onze vaders.
Genesis 4:2
En zij voer voort te baren zijn broeder Habel; en Habel werd een schaapherder, en Kain werd een landbouwer.
Genesis 9:20
En Noach begon een akkerman te zijn, en hij plantte een wijngaard.
Genesis 31:18
En hij voerde al zijn vee weg, en al zijn have, die hij gewonnen had, het vee, dat hij bezat, hetwelk hij in Paddan-Aram geworven had, om te komen tot Izak, zijn vader, naar het land Kanaan.
Genesis 37:2
Dit zijn Jakobs geschiedenissen. Jozef, zijnde een zoon van zeventien jaren, weidde de kudde met zijn broeders (en hij was een jongeling), met de zonen van Bilha, en de zonen van Zilpa, zijns vaders vrouwen; en Jozef bracht hun kwaad gerucht tot hun vader.
Genesis 45:10
En gij zult in het land Gosen wonen, en nabij mij wezen, gij en uw zonen, en de zonen uwer zonen, en uw schapen, en uw runderen, en al wat gij hebt.
Genesis 46:34
Zo zult gij zeggen: Uw knechten zijn mannen, die van onze jeugd af tot nu toe met vee omgegaan hebben, zo wij als onze vaders; opdat gij in het land Gosen moogt wonen; want alle schaapherder is de Egyptenaren een gruwel.
Exodus 3:1
En Mozes hoedde de kudde van Jethro, zijn schoonvader, de priester in Midian; en hij leidde de kudde achter de woestijn, en hij kwam aan den berg Gods, aan Horeb.
1 Samuël 16:11
Voorts zeide Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide: De kleinste is nog overig, en zie, hij weidt de schapen. Samuel nu zeide tot Isai: Zend heen en laat hem halen; want wij zullen niet rondom aanzitten, totdat hij hier zal gekomen zijn.
1 Samuël 17:15
Doch David ging henen, en kwam weder van Saul, om zijns vaders schapen te weiden te Bethlehem.
1 Koningen 9:27
En Hiram zond met die schepen zijn knechten, scheepslieden, kenners van de zee, met de knechten van Salomo.
1 Koningen 18:5-6
En Achab had gezegd tot Obadja: Trek door het land, tot alle waterfonteinen en tot alle rivieren; misschien zullen wij gras vinden, opdat wij de paarden en de muilezelen in het leven behouden, en niets uitroeien van de beesten.
Psalmen 78:70-72
En Hij verkoos Zijn knecht David, en nam hem van de schaapskooien;
Jesaja 40:11
Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammeren in Zijn armen vergaderen, en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtjes leiden.
Zacharia 13:5
Maar hij zal zeggen: Ik ben geen profeet, ik ben een man, die het land bouwt; want een mens heeft mij daartoe geworven van mijn jeugd aan.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd