Genesis 46:33
Wanneer het nu geschieden zal, dat Farao ulieden zal roepen, en zeggen: Wat is uw hantering?
Genesis 46:32
En die mannen zijn schaapherders; want het zijn mannen, die met vee omgaan; en zij hebben hun schapen, en hun runderen, en al wat zij hebben, medegebracht.
Genesis 47:2-4
En hij nam een deel zijner broederen, te weten vijf mannen, en hij stelde hen voor Farao's aangezicht.
Jona 1:8
Toen zeiden zij tot hem: Verklaar ons nu, om wiens wil ons dit kwaad overkomt. Wat is uw werk en van waar komt gij? Welk is uw land en van welk volk zijt gij?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd