3 Toen zeide de HEERE: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mens, dewijl hij ook vlees is; doch zijn dagen zullen zijn honderd en twintig jaren.
3 Then the Lord said, “My Spirit shall not strive with man forever, because he also is flesh; nevertheless his days shall be one hundred and twenty years.”
4 In die dagen waren er reuzen op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name.
4 The Nephilim were on the earth in those days, and also afterward, when the sons of God came in to the daughters of men, and they bore children to them. Those were the mighty men who were of old, men of renown.
5 En de HEERE zag, dat de boosheid des mensen menigvuldig was op de aarde, en al het gedichtsel der gedachten zijns harten te allen dage alleenlijk boos was.
5 Then the Lord saw that the wickedness of man was great on the earth, and that every intent of the thoughts of his heart was only evil continually.
7 En de HEERE zeide: Ik zal den mens, die Ik geschapen heb, verdelgen van den aardbodem, van den mens tot het vee, tot het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb.
7 The Lord said, “I will blot out man whom I have created from the face of the land, from man to animals to creeping things and to birds of the sky; for I am sorry that I have made them.”
13 Daarom zeide God tot Noach: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; want de aarde is door hen vervuld met wrevel; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven.
13 Then God said to Noah, “The end of all flesh has come before Me; for the earth is filled with violence because of them; and behold, I am about to destroy them with the earth.
16 Gij zult een venster aan de ark maken, en zult haar volmaken tot een elle van boven; en de deur der ark zult gij in haar zijde zetten; gij zult ze met onderste, tweede en derde verdiepingen maken.
16 You shall make a window for the ark, and finish it to a cubit from the top; and set the door of the ark in the side of it; you shall make it with lower, second, and third decks.
17 Want Ik, zie, Ik breng een watervloed over de aarde, om alle vlees, waarin een geest des levens is, van onder den hemel te verderven; al wat op de aarde is, zal den geest geven.
17 Behold, I, even I am bringing the flood of water upon the earth, to destroy all flesh in which is the breath of life, from under heaven; everything that is on the earth shall perish.
19 En gij zult van al wat leeft, van alle vlees, twee van elk, doen in de ark komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje zullen zij zijn;
19 And of every living thing of all flesh, you shall bring two of every kind into the ark, to keep them alive with you; they shall be male and female.
20 Van het gevogelte naar zijn aard, en van het vee naar zijn aard, van al het kruipend gedierte des aardbodems naar zijn aard, twee van elk zullen tot u komen, om die in het leven te behouden.
20 Of the birds after their kind, and of the animals after their kind, of every creeping thing of the ground after its kind, two of every kind will come to you to keep them alive.
Public domain
New American Standard Bible Copyright ©1960, 1962, 1963, 1968, 1971, 1972, 1973, 1975, 1977, 1995 by The Lockman Foundation, La Habra, Calif. All rights reserved. For Permission to Quote Information visit http://www.lockman.org