Handelingen 6:6

Welken zij voor de apostelen stelden; en dezen, als zij gebeden hadden, legden hun de handen op.

Handelingen 1:24

En zij baden en zeiden: Gij Heere! Gij Kenner der harten van allen, wijs van deze twee een aan, dien Gij uitverkoren hebt;

Handelingen 8:17

Toen legden zij de handen op hen, en zij ontvingen den Heiligen Geest.

1 Timotheüs 4:14

Verzuim de gave niet, die in u is, die u gegeven is door de profetie, met oplegging der handen des ouderlingschaps.

2 Timotheüs 1:6

Om welke oorzaak ik u indachtig maak, dat gij opwekt de gave Gods, die in u is, door de oplegging mijner handen.

Handelingen 9:17

En Ananias ging heen en kwam in het huis; en de handen op hem leggende, zeide hij: Saul, broeder! de Heere heeft mij gezonden, namelijk Jezus, Die u verschenen is op den weg, dien gij kwaamt, opdat gij weder ziende en met den Heiligen Geest vervuld zoudt worden.

Handelingen 13:3

Toen vastten en baden zij, en hun de handen opgelegd hebbende, lieten zij hen gaan.

1 Timotheüs 5:22

Leg niemand haastelijk de handen op, en heb geen gemeenschap aan anderer zonden; bewaar uzelven rein.

Numberi 8:10

Ja, gij zult de Levieten voor het aangezicht des HEEREN doen naderen; en de kinderen Israels zullen hun handen op de Levieten leggen.

Hebreeën 6:2

Van de leer der dopen, en van de oplegging der handen, en van de opstanding der doden, en van het eeuwig oordeel.

Treasury of Scripture Knowledge did not add

Public domain