Handelingen 9:37

En het geschiedde in die dagen, dat zij krank werd en stierf; en als zij haar gewassen hadden, legden zij haar in de opperzaal.

Handelingen 1:13

En als zij ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, namelijk Petrus en Jakobus, en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jakobus, de zoon van Alfeus, en Simon Zelotes, en Judas, de broeder van Jakobus.

Handelingen 20:8

En er waren vele lichten in de opperzaal waar zij vergaderd waren.

Markus 14:15

En hij zal u wijzen een grote opperzaal, toegerust en gereed; bereidt het ons aldaar.

Johannes 11:3-4

Zijn zusters dan zonden tot Hem, zeggende: Heere, zie, dien Gij liefhebt, is krank.

Johannes 11:36-37

De Joden dan zeiden: Ziet, hoe lief Hij hem had!

Handelingen 9:39

En Petrus stond op, en ging met hen; welken zij, als hij daar gekomen was, in de opperzaal leidden. En al de weduwen stonden bij hem, wenende, en tonende de rokken en klederen, die Dorkas gemaakt had, als zij bij haar was.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain