Hooglied 1:17

De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cypressen.

1 Koningen 6:9

Alzo bouwde hij het huis, en volmaakte het; en bedekte dat huis met gewelven en rijen van cederen.

2 Kronieken 2:8-9

Zend mij ook cederen, dennen, en algummimhout uit Libanon; want ik weet, dat uw knechten het hout van Libanon weten te houwen; en zie, mijn knechten zullen met uw knechten zijn.

Psalmen 92:12

De rechtvaardige zal groeien als een palmboom; hij zal wassen als een cederboom op Libanon.

Hooglied 7:5

Uw hoofd op u is als Karmel, en de haarband uws hoofds als purper; de koning is als gebonden op de galerijen.

Hooglied 8:9

Zo zij een muur is, wij zullen een paleis van zilver op haar bouwen; en zo zij een deur is, wij zullen haar rondom bezetten met cederen planken.

Ezechiël 41:16

De dorpelen, en de gesloten vensters en de galerijen rondom die drie, tegenover den dorpel, waren beschoten met hout rondom henen, en van de aarde tot aan de vensteren; de vensteren waren bedekt;

Ezechiël 42:3

Tegenover de twintig ellen, die het binnenste voorhof had, en tegenover het plaveisel, dat het buitenste voorhof had, was galerij tegen galerij, in drie rijen.

1 Timotheüs 3:15-16

Maar zo ik vertoef, opdat gij moogt weten, hoe men in het huis Gods moet verkeren, hetwelk is de Gemeente des levenden Gods, een pilaar en vastigheid der waarheid.

Hebreeën 11:10

Want hij verwachtte de stad, die fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.

1 Petrus 2:4-5

Tot Welken komende, als tot een levenden Steen, van de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en dierbaar;

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain