Hooglied 3:8
Die altemaal zwaarden houden, geleerd ten oorlog, elk hebbende zijn zwaard aan zijn heup, vanwege den schrik des nachts.
Psalmen 45:3
Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw Majesteit en Uw heerlijkheid.
Psalmen 91:5
Gij zult niet vrezen voor den schrik des nachts, voor den pijl, die des daags vliegt;
Nehemia 4:21-22
Alzo waren wij doende aan het werk; en de helft van hen hielden de spiesen, van het opgaan des dageraads tot het voortkomen der sterren toe.
Psalmen 149:5-9
Dat Zijn gunstgenoten van vreugde opspringen, om die eer; dat zij juichen op hun legers.
Jesaja 27:3
Ik, de HEERE, behoede dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat de vijand hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren nacht en dag.
Efeziërs 6:16-18
Bovenal aangenomen hebbende het schild des geloofs, met hetwelk gij al de vurige pijlen des bozen zult kunnen uitblussen.
1 Thessalonicenzen 5:6-8
Zo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken, en nuchteren zijn.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd