2 En nu zijn zij voortgevaren te zondigen, en hebben zich van hun zilver een gegoten beeld gemaakt, afgoden naar hun verstand, die altemaal smedenwerk zijn; waarvan zij nochtans zeggen: De mensen, die offeren, zullen de kalveren kussen.
2 And now they sin more and more,And make for themselves molten images,Idols skillfully made from their silver,All of them the work of craftsmen.They say of them, “Let the men who sacrifice kiss the calves!”
3 Daarom zullen zij zijn als een morgenwolk, en als een vroegkomende dauw, die henengaat; als kaf van den dorsvloer, en als rook uit den schoorsteen wordt weggestormd.
3 Therefore they will be like the morning cloudAnd like dew which soon disappears,Like chaff which is blown away from the threshing floorAnd like smoke from a chimney.
8 Ik ontmoette hen als een beer, die van jongen beroofd is, en scheurde het slot huns harten; en Ik verslond ze aldaar als een oude leeuw; het wild gedierte des velds verscheurde hen.
8 I will encounter them like a bear robbed of her cubs,And I will tear open their chests;There I will also devour them like a lioness,As a wild beast would tear them.
14 Doch Ik zal hen van het geweld der hel verlossen, Ik zal ze vrijmaken van den dood: o dood! waar zijn uw pestilentien? hel! waar is uw verderf? Berouw zal van Mijn ogen verborgen zijn,
14 Shall I ransom them from the power of Sheol?Shall I redeem them from death?O Death, where are your thorns?O Sheol, where is your sting?Compassion will be hidden from My sight.
15 Want hij zal vrucht voortbrengen onder de broederen; doch er zal een oostenwind komen, een wind des HEEREN, opkomende uit de woestijn; en zijn springader zal uitdrogen, diezelve zal den schat van alle gewenste huisraad roven.
15 Though he flourishes among the reeds,An east wind will come,The wind of the Lord coming up from the wilderness;And his fountain will become dryAnd his spring will be dried up;It will plunder his treasury of every precious article.