Jeremia 13:15

Hoort en neemt ter ore, verheft u niet; want de HEERE heeft het gesproken.

Jesaja 28:14-22

Daarom, hoort des HEEREN woord, gij bespotters, gij heersers over dit volk, dat te Jeruzalem is!

Jesaja 42:23

Wie onder ulieden neemt zulks ter oren? Wie merkt op en hoort, wat hierna zijn zal?

Jeremia 26:15

Maar weet voorzeker, dat gij, zo gij mij doodt, gewisselijk onschuldig bloed zult brengen op u, en op deze stad, en op haar inwoners; want in der waarheid, de HEERE heeft mij tot u gezonden, om al deze woorden voor uw oren te spreken.

Joël 1:2

Hoort dit, gij oudsten! en neemt ter oren, alle inwoners des lands! Is dit geschied in uw dagen, of ook in de dagen uwer vaderen?

Amos 7:15

Maar de HEERE nam mij van achter de kudde; en de HEERE zeide tot mij: Ga henen, profeteer tot Mijn volk Israel.

Handelingen 4:19-20

Maar Petrus en Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God.

Jakobus 4:10

Vernedert u voor den Heere, en Hij zal u verhogen.

Openbaring 2:29

Die oren heeft, die hore wat de Geest tot de Gemeenten zegt.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain