Want, al wiest gij u met salpeter, en naamt u veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt de Heere HEERE.

Mijn overtreding is in een bundeltje verzegeld, en Gij pakt mijn ongerechtigheid opeen.

De zonde van Juda is geschreven met een ijzeren griffie, met de punt eens diamants; gegraven in de tafel van hunlieder hart, en aan de hoornen uwer altaren;

Efraims ongerechtigheid is samengebonden, zijn zonde is opgelegd.

Is dat niet bij Mij opgesloten, verzegeld in Mijn schatten?

Indien ik mij wasse met sneeuwwater, en mijn handen zuivere met zeep;

Gij stelt onze ongerechtigheden voor U, onze heimelijke zonden in het licht Uws aanschijns.

Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan?

Want Mijn ogen zijn op al hun wegen; zij zijn voor Mijn aangezicht niet verborgen, noch hun ongerechtigheid verholen van voor Mijn ogen.

De HEERE heeft gezworen bij Jakobs heerlijkheid: Zo Ik al hun werken in eeuwigheid zal vergeten!

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain

Alle Vertalingen
Dutch Staten Vertaling