Jesaja 1:16

Wast u, reinigt u, doet de boosheid uwer handelingen van voor Mijn ogen weg, laat af van kwaad te doen.

Psalmen 26:6

Ik was mijn handen in onschuld, en ik ga rondom uw altaar, o HEERE!

Jesaja 55:6-7

Zoekt den HEERE, terwijl Hij te vinden is; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.

1 Petrus 3:11

Die wijke af van het kwade, en doe het goede; die zoeke vrede en jage denzelven na.

Job 11:13-14

Indien gij uw hart bereid hebt, zo breid uw handen tot Hem uit.

Psalmen 34:14

Samech. Wijk af van het kwaad, en doe het goede; zoek den vrede, en jaag dien na.

Psalmen 37:27

Samech. Wijk af van het kwade, en doe het goede, en woon in eeuwigheid.

Jesaja 52:11

Vertrekt, vertrekt, gaat uit van daar, raakt het onreine niet aan; gaat uit het midden van hen, reinigt u, gij, die de vaten des HEEREN draagt!

Jeremia 4:14

Was uw hart van boosheid, o Jeruzalem! opdat gij behouden wordt; hoe lang zult gij de gedachten uwer ijdelheid in het binnenste van u laten vernachten?

Jeremia 25:5

Zeggende: Bekeert u toch, een iegelijk van zijn bozen weg, en van de boosheid uwer handelingen, en woont in het land, dat de HEERE u en uw vaderen gegeven heeft, van eeuw tot eeuw;

Ezechiël 18:30-31

Daarom zal Ik u richten, o huis Israels! een ieder naar zijn wegen, spreekt de Heere HEERE, keert weder, en bekeert u van al uw overtredingen, zo zal de ongerechtigheid u niet tot een aanstoot worden.

Amos 5:15

Haat het boze, en hebt lief het goede, en bestelt het recht in de poort, misschien zal de HEERE, de God der heirscharen, aan Jozefs overblijfsel genadig zijn.

Zacharia 1:3-4

Daarom zeg tot hen: Alzo zegt de HEERE der heirscharen: Keert weder tot Mij, spreekt de HEERE der heirscharen, zo zal Ik weder tot ulieden keren, zegt de HEERE der heirscharen.

Mattheüs 3:8

Brengt dan vruchten voort, der bekering waardig.

Handelingen 22:16

En nu, wat vertoeft gij? Sta op, en laat u dopen, en uw zonden afwassen, aanroepende den Naam des Heeren.

Romeinen 12:9

De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan.

2 Corinthiër 7:1

Dewijl wij dan deze beloften hebben, geliefden, laat ons onszelven reinigen van alle besmetting des vleses en des geestes, voleindigende de heiligmaking in de vreze Gods.

Efeziërs 4:22-29

Te weten dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mens, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding;

Titus 2:11-14

Want de zaligmakende genade Gods is verschenen aan alle mensen.

Jakobus 4:8

Naakt tot God, en Hij zal tot u naken. Reinigt de handen, gij zondaars, en zuivert de harten, gij dubbelhartigen!

1 Petrus 2:1

Zo legt dan af alle kwaadheid, en alle bedrog, en geveinsdheid, en nijdigheid, en alle achterklappingen;

Openbaring 7:14

En ik sprak tot hem: Heere, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed des Lams.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain