Jesaja 3:4
En Ik zal jongelingen stellen tot hun vorsten, en kinderen zullen over hen heersen;
Prediker 10:16
Wee u, land! welks koning een kind is, en welks vorsten tot in den morgenstond eten!
1 Koningen 3:7-9
Nu dan, HEERE, mijn God! Gij hebt Uw knecht koning gemaakt in de plaats van mijn vader David; en ik ben een klein jongeling, ik weet niet uit te gaan noch in te gaan.
2 Kronieken 33:1
Manasse was twaalf jaren oud, als hij koning werd, en regeerde vijf en vijftig jaren te Jeruzalem.
2 Kronieken 34:1
Josia was acht jaren oud, toen hij koning werd, en regeerde een en dertig jaren te Jeruzalem.
2 Kronieken 36:2
Drie en twintig jaren was Joahaz oud, als hij koning werd, en hij regeerde drie maanden te Jeruzalem.
2 Kronieken 36:5
Vijf en twintig jaren was Jojakim oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, zijns Gods.
2 Kronieken 36:9
Acht jaren was Jojachin oud, als hij koning werd, en regeerde drie maanden en tien dagen te Jeruzalem, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN.
2 Kronieken 36:11
Een en twintig jaren was Zedekia oud, als hij koning werd, en regeerde elf jaren te Jeruzalem.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd