Jesaja 52:14

Gelijk als velen zich over u ontzet hebben, alzo verdorven was Zijn gelaat, meer dan van iemand, en Zijn gedaante, meer dan van andere mensenkinderen;

Jesaja 53:2-5

Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.

Psalmen 22:15

Mijn kracht is verdroogd als een potscherf, en mijn tong kleeft aan mijn gehemelte; en Gij legt mij in het stof des doods.

Psalmen 22:17

Al mijn beenderen zou ik kunnen tellen; zij schouwen het aan, zij zien op mij.

Jesaja 50:6

Ik geef Mijn rug dengenen, die Mij slaan, en Mijn wangen dengenen, die Mij het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel.

Mattheüs 26:67

Toen spogen zij in Zijn aangezicht, en sloegen Hem met vuisten.

Psalmen 22:6-7

Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.

Psalmen 71:7

Ik ben velen als een wonder geweest; doch Gij zijt mijn sterke Toevlucht.

Psalmen 102:3-5

Want mijn dagen zijn vergaan als rook, en mijn gebeenten zijn uitgebrand als een haard.

Mattheüs 7:28

En het is geschied, als Jezus deze woorden geeindigd had, dat de scharen zich ontzetten over Zijn leer;

Mattheüs 22:22-23

En zij, dit horende, verwonderden zich, en Hem verlatende, zijn zij weggegaan.

Mattheüs 27:14

Maar Hij antwoordde hem niet op een enig woord, alzo dat de stadhouder zich zeer verwonderde.

Mattheüs 27:29-30

En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechter hand; en vallende op hun knieen voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden!

Markus 5:42

En terstond stond het dochtertje op, en wandelde; want het was twaalf jaren oud; en zij ontzetten zich met grote ontzetting.

Markus 6:51

En Hij klom tot hen in het schip, en de wind stilde; en zij ontzetten zich bovenmate zeer in zichzelven, en waren verwonderd.

Markus 7:37

En zij ontzetten zich bovenmate zeer, zeggende: Hij heeft alles wel gedaan, en Hij maakt, dat de doven horen, en de stommen spreken.

Markus 10:26

En zij werden nog meer verslagen, zeggende tot elkander: Wie kan dan zalig worden?

Markus 10:32

En zij waren op den weg, gaande op naar Jeruzalem; en Jezus ging voor hen; en zij waren verbaasd, en Hem volgende, waren zij bevreesd. En de twaalven wederom tot Zich nemende, begon Hij hun te zeggen de dingen, die Hem overkomen zouden;

Lukas 2:47

En allen, die Hem hoorden, ontzetten zich over Zijn verstand en antwoorden.

Lukas 4:36

En er kwam een verbaasdheid over allen; en zij spraken samen tot elkander, zeggende: Wat woord is dit, dat Hij met macht en kracht den onreinen geesten gebiedt, en zij varen uit?

Lukas 5:26

En ontzetting heeft hen allen bevangen, en zij verheerlijkten God, en werden vervuld met vreze, zeggende: Wij hebben heden ongelofelijke dingen gezien.

Lukas 22:64

En als zij Hem overdekt hadden, sloegen zij Hem op het aangezicht, en vraagden Hem, zeggende: Profeteer, wie het is, die U geslagen heeft?

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain