Job 10:1
Mijn ziel is verdrietig over mijn leven; ik zal mijn klacht op mij laten; ik zal spreken in bitterheid mijner ziel.
Job 7:11
Zo zal ik ook mijn mond niet wederhouden, ik zal spreken in benauwdheid mijns geestes; ik zal klagen in bitterheid mijner ziel.
1 Koningen 19:4
Maar hij zelf ging henen in de woestijn een dagreis, en kwam, en zat onder een jeneverboom; en bad, dat zijn ziel stierve, en zeide: Het is genoeg; neem nu, HEERE, mijn ziel, want ik ben niet beter dan mijn vaderen.
Numberi 11:15
En indien Gij alzo aan mij doet, dood mij toch slechts, indien ik genade in Uw ogen gevonden heb; en laat mij mijn ongeluk niet aanzien!
Job 9:21
Ben ik oprecht, zo acht ik toch mijn ziel niet; ik versmaad mijn leven.
Job 3:20-23
Waarom geeft Hij den ellendigen het licht, en het leven den bitterlijk bedroefden van gemoed?
Job 5:15-16
Maar Hij verlost den behoeftige van het zwaard, van hun mond, en van de hand des sterken.
Job 5:20
In den honger zal Hij u verlossen van den dood, en in den oorlog van het geweld des zwaards.
Job 6:2-4
Och, of mijn verdriet recht gewogen wierd, en men mijn ellende samen in een weegschaal ophief!
Job 6:8-9
Och, of mijn begeerte kwame, en dat God mijn verwachting gave;
Job 6:26
Zult gij, om te bestraffen, woorden bedenken, en zullen de redenen des mismoedigen voor wind zijn?
Job 7:16
Ik versmaad ze, ik zal toch in der eeuwigheid niet leven; houd op van mij, want mijn dagen zijn ijdelheid.
Job 10:15-16
Zo ik goddeloos ben, wee mij! En ben ik rechtvaardig, ik zal mijn hoofd niet opheffen; ik ben zat van schande, maar aanzie mijn ellende.
Job 14:13
Och, of Gij mij in het graf verstaakt, mij verborgt, totdat Uw toorn zich afkeerde; dat Gij mij een bepaling steldet, en mijner gedachtig waart!
Job 16:6-16
Zo ik spreek, mijn smart wordt niet ingehouden; en houd ik op, wat gaat er van mij weg?
Job 19:4
Maar ook het zij waarlijk, dat ik gedwaald heb, mijn dwaling zal bij mij vernachten.
Job 21:2-4
Hoort aandachtelijk mijn rede, en laat dit zijn uw vertroostingen.
Psalmen 32:3-5
Toen ik zweeg, werden mijn beenderen verouderd, in mijn brullen den gansen dag.
Jesaja 38:15
Wat zal ik spreken? Gelijk Hij het mij heeft toegezegd, alzo heeft Hij het gedaan; ik zal nu al zoetjes voorttreden al mijn jaren, vanwege de bitterheid mijner ziel.
Jesaja 38:17
Zie, in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt al mijn zonden achter Uw rug geworpen.
Jona 4:3
Nu dan, HEERE! neem toch mijn ziel van mij; want het is mij beter te sterven dan te leven.
Jona 4:8
En het geschiedde, als de zon oprees, dat God een stillen oostenwind beschikte; en de zon stak op het hoofd van Jona, dat hij amechtig werd; en hij wenste zijner ziel te mogen sterven, en zeide: Het is mij beter te sterven dan te leven.
Treasury of Scripture Knowledge did not add