Job 11:5
Maar gewisselijk, och, of God sprak, en Zijn lippen tegen u opende;
Job 23:3-7
Och, of ik wist, dat ik Hem vinden zou, ik zou tot Zijn stoel komen;
Job 31:35
Och, of ik een hadde, die mij hoorde! Zie, mijn oogmerk is, dat de Almachtige mij antwoorde, en dat mijn tegenpartij een boek schrijve.
Job 33:6-18
Zie, ik ben Godes, gelijk gij; uit het leem ben ik ook afgesneden.
Job 38:1-2
Daarna antwoordde de HEERE Job uit een onweder, en zeide:
Job 40:1-5
En de HEERE antwoordde Job uit een onweder, en zeide:
Job 40:8
Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!
Job 42:7
Het geschiedde nu, nadat de HEERE die woorden tot Job gesproken had, dat de HEERE tot Elifaz, den Themaniet, zeide: Mijn toorn is ontstoken tegen u, en tegen uw twee vrienden, want gijlieden hebt niet recht van Mij gesproken, gelijk Mijn knecht Job.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd