Job 15:6

Uw mond verdoemt u, en niet ik; en uw lippen getuigen tegen u.

Lukas 19:22

Maar hij zeide tot hem: Uit uw mond zal ik u oordelen, gij boze dienstknecht! Gij wist, dat ik een straf mens ben, nemende weg, wat ik niet gelegd heb, en maaiende, wat ik niet gezaaid heb.

Job 9:20

Zo ik mij rechtvaardig, mijn mond zal mij verdoemen; ben ik oprecht, Hij zal mij toch verkeerd verklaren.

Job 33:8-12

Zeker, gij hebt gezegd voor mijn oren, en ik heb de stem der woorden gehoord;

Job 34:5-9

Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig, en God heeft mijn recht weggenomen.

Job 35:2-3

Houdt gij dat voor recht, dat gij gezegd hebt: Mijn gerechtigheid is meerder dan Gods?

Job 40:8

Verberg hen te zamen in het stof; verbind hun aangezichten in het verborgen!

Job 42:3

Wie is hij, zegt Gij, die den raad verbergt zonder wetenschap? Zo heb ik dan verhaald, hetgeen ik niet verstond, dingen, die voor mij te wonderbaar waren, die ik niet wist.

Psalmen 64:8

En hun tong zal hen doen aanstoten tegen zichzelven; een ieder, die hen ziet, zal zich wegpakken.

Mattheüs 12:37

Want uit uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en uit uw woorden zult gij veroordeeld worden.

Mattheüs 26:65

Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn gods lastering gehoord.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd