Job 19:19

Alle mensen mijns heimelijken raads hebben een gruwel aan mij; en die ik liefhad, zijn tegen mij gekeerd.

Psalmen 41:9

Zelfs de man mijns vredes, op welken ik vertrouwde, die mijn brood at, heeft de verzenen tegen mij grotelijks verheven.

Psalmen 55:12-14

Want het is geen vijand, die mij hoont, anders zou ik het hebben gedragen; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben.

Job 6:14-15

Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten.

Psalmen 38:11

Mijn liefhebbers en mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden staan van verre.

Psalmen 55:20

Hij slaat zijn handen aan degenen, die vrede met Hem hadden; hij ontheiligt Zijn verbond.

Psalmen 109:4-5

Voor mijn liefde, staan zij mij tegen; maar ik was steeds in het gebed.

Lukas 22:48

En Jezus zeide tot hem: Judas, verraadt gij den Zoon des mensen met een kus?

Treasury of Scripture Knowledge did not add