Job 6:14

Aan hem, die versmolten is, zou van zijn vriend weldadigheid geschieden; of hij zou de vreze des Almachtigen verlaten.

Spreuken 17:17

Een vriend heeft te aller tijd lief; en een broeder wordt in de benauwdheid geboren.

Genesis 20:11

En Abraham zeide: Want ik dacht: alleen is de vreze Gods in deze plaats niet, zodat zij mij om mijner huisvrouw wil zullen doden.

Job 4:3-5

Zie, gij hebt velen onderwezen, en gij hebt slappe handen gesterkt;

Job 15:4

Ja, gij vernietigt de vreze, en neemt het gebed voor het aangezicht Gods weg.

Job 16:5

Ik zou u versterken met mijn mond, en de beweging mijner lippen zou zich inhouden.

Job 19:21

Ontfermt u mijner, ontfermt u mijner, o gij, mijn vrienden! want de hand Gods heeft mij aangeraakt.

Psalmen 36:1-3

Een psalm van David, den knecht des HEEREN, voor den opperzangmeester. (1a) De overtreding des goddelozen spreekt in het binnenste van mijn hart: Er is geen vreze Gods voor zijn ogen.

Lukas 23:40

Maar de andere, antwoordende, bestrafte hem, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt?

Romeinen 12:15

Verblijdt u met de blijden; en weent met de wenenden.

1 Corinthiërs 12:26

En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede.

2 Corinthiër 11:29

Wie is er zwak, dat ik niet zwak ben? Wie wordt er geergerd, dat ik niet brande?

Galaten 6:2

Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de wet van Christus.

Hebreeën 13:3

Gedenkt der gevangenen, alsof gij mede gevangen waart; en dergenen, die kwalijk gehandeld worden, alsof gij ook zelven in het lichaam kwalijk gehandeld waart.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd