Job 22:20
Dewijl onze stand niet verdelgd is, maar het vuur hun overblijfsel verteerd heeft.
Job 1:16
Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, en verteerde ze; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen.
Genesis 19:24
Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van den HEERE uit den hemel.
Job 4:7
Gedenk toch, wie is de onschuldige, die vergaan zij; en waar zijn de oprechten verdelgd?
Job 8:3-4
Zou dan God het recht verkeren, en zou de Almachtige de gerechtigheid verkeren?
Job 15:5-6
Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren.
Job 15:30
Hij zal van de duisternis niet ontwijken, de vlam zal zijn scheut verdrogen; hij zal wijken door het geblaas zijns monds.
Job 20:18-19
Den arbeid zal hij wedergeven en niet inslokken; naar het vermogen zijner verandering, zo zal hij van vreugde niet opspringen.
Job 20:26
Alle duisternis zal verborgen zijn in zijn schuilplaatsen; een vuur, dat niet opgeblazen is, zal hem verteren; den overigen in zijn tent zal het kwalijk gaan.
Job 21:27-28
Ziet, ik weet ulieder gedachten, en de boze verdichtselen, waarmede gij tegen mij geweld doet.
Lukas 13:1-5
En er waren te dierzelfder tijd enigen tegenwoordig, die Hem boodschapten van de Galileers, welker bloed Pilatus met hun offeranden gemengd had.
Lukas 17:29-30
Maar op den dag, op welken Lot van Sodom uitging, regende het vuur en sulfer van den hemel, en verdierf ze allen.
2 Petrus 2:6-7
En de steden van Sodoma en Gomorra tot as verbrandende met omkering veroordeeld heeft, en tot een voorbeeld gezet dengenen, die goddelooslijk zouden leven;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd