Gij zult tot Hem ernstiglijk bidden, en Hij zal u verhoren; en gij zult uw geloften betalen.

Dan zult gij roepen, en de HEERE zal antwoorden; gij zult schreeuwen, en Hij zal zeggen: Ziet, hier ben Ik. Zo gij uit het midden van u wegdoet het juk, het uitsteken des vingers, en het spreken der ongerechtigheid;

Hij zal tot God ernstiglijk bidden, Die in hem een welbehagen nemen zal, en zijn aangezicht met gejuich aanzien; want Hij zal den mens zijn gerechtigheid wedergeven.

Offert Gode dank, en betaalt den Allerhoogste uw geloften.

Opdat Hij op hem het geroep des armen brenge, en het geroep der ellendigen verhore.

O God! op mij zijn Uw geloften; ik zal U dankzeggingen vergelden;

Ik zal met brandofferen in Uw huis gaan; ik zal U mijn geloften betalen,

Ik riep tot Hem met mijn mond, en Hij werd verhoogd onder mijn tong.

Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal Ik bij hem zijn. Ik zal er hem uittrekken, en zal hem verheerlijken.

Ik heb lief, want de HEERE hoort mijn stem, mijn smekingen;

Mijn geloften zal ik den HEERE betalen, nu, in de tegenwoordigheid van al Zijn volk.

Het is beter, dat gij niet belooft, dan dat gij belooft en niet betaalt.

Maar ik zal U offeren met de stem der dankzegging; wat ik beloofd heb, zal ik betalen. Het heil is des HEEREN.

En dit is de vrijmoedigheid, die wij tot Hem hebben, dat zo wij iets bidden naar Zijn wil, Hij ons verhoort.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain

Alle Vertalingen
Dutch Staten Vertaling