Job 25:6
Hoeveel te min de mens, die een made is, en des mensen kind, die een worm is!
Psalmen 22:6
Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen, en veracht van het volk.
Jesaja 41:14
Vrees niet, gij wormpje Jakobs, gij volkje Israels! Ik help u, spreekt de HEERE, en uw Verlosser is de Heilige Israels!
Genesis 18:27
En Abraham antwoordde en zeide: Zie toch; ik heb mij onderwonden te spreken tot den Heere, hoewel ik stof en as ben!
Job 4:19
Hoeveel te min op degenen, die lemen huizen bewonen, welker grondslag in het stof is? Zij worden verbrijzeld voor de motten.
Job 7:17
Wat is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd