Job 7:17
Wat is de mens, dat Gij hem groot acht, en dat Gij Uw hart op hem zet?
Psalmen 8:4
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?
Psalmen 144:3
O HEERE! wat is de mens, dat Gij hem kent, het kind des mensen, dat Gij het acht?
Hebreeën 2:6
Maar iemand heeft ergens betuigd, zeggende: Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt, of des mensen zoon, dat Gij hem bezoekt!
1 Samuël 24:14
Naar wien is de koning van Israel uitgegaan? Wien jaagt gij na? Naar een doden hond, naar een enige vlo!
Job 7:12
Ben ik dan een zee, of walvis, dat Gij om mij wachten zet?
Job 34:14-15
Indien Hij Zijn hart tegen hem zette, zijn geest en zijn adem zou Hij tot Zich vergaderen;
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd