Job 29:22

Na mijn woord spraken zij niet weder, en mijn rede drupte op hen.

Deuteronomium 32:2

Mijn leer druipe als een regen, mijn rede vloeie als een dauw; als een stofregen op de grasscheutjes, en als druppelen op het kruid.

Job 32:15-16

Zij zijn ontzet, zij antwoorden niet meer; zij hebben de woorden van zich verzet.

Job 33:31-33

Merk op, o Job! Hoor naar mij; zwijg, en ik zal spreken.

Hooglied 4:11

Uw lippen, o bruid! druppen van honigzeem; honig en melk is onder uw tong, en de reuk uwer klederen is als de reuk van Libanon.

Jesaja 52:15

Alzo zal Hij vele heidenen besprengen, ja, de koningen zullen hun mond over Hem toehouden; want denwelken het niet verkondigd was, die zullen het zien, en welken het niet gehoord hebben, die zullen het verstaan.

Ezechiël 20:46

Mensenkind, zet uw aangezicht naar den weg van het zuiden, en drup tegen het zuiden; en profeteer tegen het woud van het veld in het zuiden.

Amos 7:16

Nu dan, hoor des HEEREN woord: Gij zegt: Gij zult niet profeteren tegen Israel, noch druppen tegen het huis van Izak.

Micha 2:6

Profeteert gijlieden niet, zeggen zij, laat die profeteren; zij profeteren niet als die; men wijkt niet af van smaadheden.

Mattheüs 22:46

En niemand kon Hem een woord antwoorden; noch iemand durfde Hem van dien dag aan iets meer vragen.

Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd

Public domain