Parallel Verses
Dutch Staten Vertaling
Waarom hebt gij tegen Hem getwist? Want Hij antwoordt niet van al Zijn daden.
New American Standard Bible
"Why do you complain against Him That He does not give an account of all His doings?
Kruisreferenties
Job 40:2
Gord nu als een man uw lenden; Ik zal u vragen, en onderricht Mij.
Jesaja 45:9
Wee dien, die met zijn Formeerder twist, gelijk een potscherf met aarden potscherven! Zal ook het leem tot zijn formeerder zeggen: Wat maakt gij? of zal uw werk zeggen: Hij heeft geen handen?
Deuteronomium 29:29
De verborgene dingen zijn voor den HEERE, onzen God; maar de geopenbaarde zijn voor ons en voor onze kinderen, tot in eeuwigheid, om te doen al de woorden dezer wet.
Job 9:14
Hoeveel te min zal ik Hem antwoorden, en mijn woorden uitkiezen tegen Hem?
Job 15:25-26
Want hij strekt tegen God zijn hand uit, en tegen den Almachtige stelt hij zich geweldiglijk aan.
Psalmen 62:11
God heeft een ding gesproken, ik heb dit tweemaal gehoord: dat de sterkte Godes is.
Jesaja 46:10
Die van den beginne aan verkondigt het einde, en van ouds af die dingen, die nog niet geschied zijn; Die zegt: Mijn raad zal bestaan, en Ik zal al Mijn welbehagen doen.
Jeremia 50:24
Ik heb u een strik gesteld, dies zijt gij ook gevangen, o Babel! dat gij het niet wist; gij zijt gevonden, en ook gegrepen, omdat gij u tegen den HEERE in strijd gemengd hebt.
Ezechiël 22:14
Zal uw hart bestaan? zullen uw handen sterk zijn, in de dagen, als Ik met u handelen zal? Ik, de HEERE, heb het gesproken, en zal het doen.
Daniël 4:35
En al de inwoners der aarde zijn als niets geacht, en Hij doet naar Zijn wil met het heir des hemels en de inwoners der aarde, en er is niemand, die Zijn hand afslaan, of tot Hem zeggen kan: Wat doet Gij?
Mattheüs 20:15
Of is het mij niet geoorloofd, te doen met het mijne, wat ik wil? Of is uw oog boos, omdat ik goed ben?
Handelingen 1:7
En Hij zeide tot hen: Het komt u niet toe, te weten de tijden of gelegenheden, die de Vader in Zijn eigen macht gesteld heeft;
Handelingen 5:39
Maar indien het uit God is, zo kunt gij dat niet breken; opdat gij niet misschien bevonden wordt ook tegen God te strijden.
Handelingen 9:4-5
En ter aarde gevallen zijnde, hoorde hij een stem, die tot hem zeide: Saul, Saul! wat vervolgt gij Mij?
Romeinen 11:34
Want wie heeft den zin des Heeren gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?
1 Corinthiërs 10:22
Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?