Job 34:8

En gaat over weg in gezelschap met de werkers der ongerechtigheid, en wandelt met goddeloze lieden.

Psalmen 1:1

Welgelukzalig is de man, die niet wandelt in de raad der goddelozen, noch staat op den weg der zondaren, noch zit in het gestoelte der spotters;

Psalmen 26:4

Ik zit niet bij ijdele lieden, en met bedekte lieden ga ik niet om.

Psalmen 50:18

Indien gij een dief ziet, zo loopt gij met hem; en uw deel is met de overspelers.

Spreuken 13:20

Die met de wijzen omgaat, zal wijs worden; maar die der zotten metgezel is, zal verbroken worden.

1 Corinthiërs 15:33

Dwaalt niet, kwade samensprekingen verderven goede zeden.

Job 2:10

Maar hij zeide tot haar: Gij spreekt als een der zottinnen spreekt; ja, zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? In dit alles zondigde Job met zijn lippen niet.

Job 11:3

Zouden uw leugenen de lieden doen zwijgen, en zoudt gij spotten, en niemand u beschamen?

Job 15:5

Want uw mond leert uw ongerechtigheid, en gij hebt de tong der arglistigen verkoren.

Job 22:15

Hebt gij het pad der eeuw waargenomen, dat de ongerechtige lieden betreden hebben?

Psalmen 73:12-15

Ziet, dezen zijn goddeloos; nochtans hebben zij rust in de wereld; zij vermenigvuldigen het vermogen.

Spreuken 1:15

Mijn zoon! wandel niet met hen op den weg; weer uw voet van hun pad.

Spreuken 2:12

Om u te redden van den kwaden weg, van den man, die verkeerdheden spreekt;

Spreuken 4:14

Kom niet op het pad der goddelozen, en treed niet op den weg der bozen.

Treasury of Scripture Knowledge did not add