Job 38:17
Zijn u de poorten des doods ontdekt, en hebt gij gezien de poorten van de schaduw des doods?
Psalmen 9:13
Wees mij genadig, HEERE, zie mijn ellende aan, van mijn haters mij aangedaan, Gij, Die mij verhoogt uit de poorten des doods;
Job 3:5
Dat de duisternis en des doods schaduw hem verontreinigen; dat wolken over hem wonen; dat hem verschrikken de zwarte dampen des dags!
Psalmen 107:18
Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen.
Job 12:22
Hij openbaart de diepten uit de duisternis, en des doods schaduwe brengt Hij voort in het licht.
Psalmen 23:4
Al ging ik ook in een dal der schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij; Uw stok en Uw staf, die vertroosten mij.
Psalmen 107:10
Die in duisternis en de schaduw des doods zaten, gebonden met verdrukking en ijzer;
Psalmen 107:14
Hij voerde hen uit de duisternis en de schaduw des doods, en Hij brak hun banden.
Psalmen 116:3
De banden des doods hadden mij omvangen, en de angsten der hel hadden mij getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis.
Amos 5:8
Die het Zevengesternte en den Orion maakt, en de doodsschaduw in den morgenstond verandert, en den dag als den nacht verduistert; Die de wateren der zee roept, en giet ze uit op den aardbodem, HEERE is Zijn Naam.
Mattheüs 4:16
Het volk, dat in duisternis zat, heeft een groot licht gezien; en dengenen, die zaten in het land en de schaduwe des doods, denzelven is een licht opgegaan.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd