Job 38:29
Uit wiens buik komt het ijs voort, en wie baart den rijm des hemels?
Psalmen 147:16-17
Hij geeft sneeuw als wol; Hij strooit den rijm als as.
Job 37:10
Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden.
Job 6:16
Die verdonkerd zijn van het ijs, en in dewelke de sneeuw zich verbergt.
Job 38:8
Of wie heeft de zee met deuren toegesloten, toen zij uitbrak, en uit de baarmoeder voortkwam?
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd