Job 39:13
Zult gij den eenhoorn met zijn touw aan de voren binden? Zal hij de laagten achter u eggen?
Leviticus 11:19
En de ooievaar, de reiger naar zijn aard, en de hop, en de vledermuis.
1 Koningen 10:22
Want de koning had in zee schepen van Tharsis, met de schepen van Hiram; deze schepen van Tharsis kwamen in, eenmaal in drie jaren, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen.
2 Kronieken 9:21
Want des konings schepen voeren naar Tharsis, met de knechten van Huram; eens in drie jaren kwamen de schepen van Tharsis in, brengende goud, en zilver, elpenbeen, en apen, en pauwen.
Job 30:29
Ik ben den draken een broeder geworden, en een metgezel der jonge struisen.
Psalmen 104:17
Alwaar de vogeltjes nestelen; des ooievaars huis zijn de dennebomen.
Jeremia 8:7
Zelfs een ooievaar aan den hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en kraan, en zwaluw, nemen den tijd hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het recht des HEEREN niet.
Zacharia 5:9
En ik hief mijn ogen op, en ik zag; en ziet, twee vrouwen kwamen voort, en wind was in haar vleugelen, en zij hadden vleugelen, als de vleugelen eens ooievaars; en zij voerden de efa tussen de aarde en tussen den hemel.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd