Psalmen 104:17
Alwaar de vogeltjes nestelen; des ooievaars huis zijn de dennebomen.
Psalmen 104:12
Bij dezelve woont het gevogelte des hemels, een stem gevende van tussen de takken.
Leviticus 11:19
En de ooievaar, de reiger naar zijn aard, en de hop, en de vledermuis.
Jeremia 8:7
Zelfs een ooievaar aan den hemel weet zijn gezette tijden, en een tortelduif, en kraan, en zwaluw, nemen den tijd hunner aankomst waar; maar Mijn volk weet het recht des HEEREN niet.
Jeremia 22:23
O gij, die nu op den Libanon woont, en in de cederen nestelt! hoe begenadigd zult gij zijn, als u de smarten zullen aankomen, het wee als ener barende vrouw!
Ezechiël 31:6
Alle vogelen des hemels nestelden op zijn takjes, en alle dieren des velds teelden onder zijn scheuten; en alle grote volken zaten onder zijn schaduw.
Daniël 4:21
En wiens loof schoon, en wiens vruchten vele waren, en waar spijze aan was voor allen, onder wien het gedierte des velds woonde, en in wiens takken de vogelen des hemels nestelden;
Obadja 1:4
Al verhieft gij u gelijk de arend, en al steldet gij uw nest tussen de sterren, zo zal Ik u van daar nederstoten, spreekt de HEERE.
Mattheüs 13:32
Hetwelk wel het minste is onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is 't het meeste van de moeskruiden, en het wordt een boom, alzo dat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijn takken.
Schriftkennis schatkamer niet toegevoegd